TEGENSTELLINGEN E-F-G-H Flashcards
(39 cards)
1
Q
echt
A
onecht
2
Q
een
A
geen
3
Q
eenvoudig
A
ingewikkeld
4
Q
eerlijk
A
oneerlijk
5
Q
eerste
A
laatste
6
Q
ergens
A
nergens
7
Q
erna
A
ervoor
8
Q
eten
A
drinken
9
Q
even
A
oneven
10
Q
expres
A
per ongeluk
11
Q
fijn
A
grof
12
Q
gebruikt
A
ongebruikt
13
Q
geduldig
A
ongeduldig
14
Q
geluk
A
ongeluk
15
Q
geschikt
A
ongeschikt
16
Q
gewoon
A
ongewoon
17
Q
gezond
A
ongezond
18
Q
gierig
A
gul
19
Q
gisteren
A
vandaag
20
Q
glad
A
stroef
21
Q
glanzend
A
dof
22
Q
goed
A
fout
23
Q
goed
A
slecht
24
Q
groot
A
klein
25
haat
liefde
26
half
heel
27
hand
voet
28
handig
onhandig
29
hard
zacht
30
heel
stuk
31
heen
terug
32
heet
koud
33
helder
troebel
34
hier
daar
35
hierna
hiervoor
36
honger
dorst
37
hoog
laag
38
horizontaal
verticaal
39
houden van
haten