Tekst 2 plinius Flashcards
(23 cards)
classis
classis (vr)
(de) vloot
praesens
praesens, praesens, praesentis
aanwezig, tegenwoordig
nonus
nona, nonum
negende
hora
horae
(het) uur
septimus
septima, septimum
zevende
fere
bijw
bijna
apparere
appareo, apparui, apparitum
verschijnen, blijken, duidelijk zijn
nubes
nubis (vr)
(de) wolk
magnitudo
magnitudinis
(de) grootte, (de) omvang
species
specie
(de) verschijning; (het) uiterlijk
uti
utior, usus sum +ABL
gebruiken
sol
solis (m)
(de) zon
studere
studio, studiu,- +DAT
zich toeleggen op; studeren
poscere
posco, poposci, -
vragen, eisen
conspicere
conspicio, conspexi, conspectum
bemerken, bekijken
procul
bijw
ver, in de verte, van ver
postea
bijw
later
cognoscere
cognosco, cognovi, cognitum
leren kennen; herkennen, vernemen
oriri
orior, ortus sum
geboren worden, ontstaan
arbor
arboris (v)
(de) boom
exprimere
exxprimo, expressi, expressum
uitdrukken; weergeven
cinis
cineris (v)
(de) as
tollere
tollo, sustuli, sublatum
opheffen, optillen, opnemen