Tekstverbanden En Singaalwoorden Flashcards
(25 cards)
Concluderend verband
De auteur trekt een conclusie uit informatie eerder in de tekst
Singaalwoorden concluderend verband
Dus, daarom, dat houdt in, kortom, concluderend, al met al, het blijkt dat, dan ook
Redengevend verband
Het geeft aan waarom iemand iets doet of vindt.
Singaalwoorden redengevend verband
Omdat, daarom, dus, want, de reden hiervoor is, vanwege
Oorzakelijk verband
Het laat zien waardoor iets gebeurt (waarop je geen invloed hebt.
Singaalwoorden oorzakelijk verband
Doordat, daardoor, als gevolg van, dat komt door, het gevolg is, dus, dankzij, door te
Vergelijkend verband
De auteur maakt iets duidelijk door een verschil of een overeenkomst te noemen.
Singaalwoorden vergelijkend verband
In vergelijking met, (net) als, evenals, zoals, meer/groter/beter dan, vergeleken met
Doel-middel verband
Het geeft aan welk middel wordt gebruikt om een bepaald doel te bereiken.
Singaalwoorden doel-middel verband
Aan de hand van, zodat, om te, door middel van, met, met behulp van, middels, opdat
Samenvattend verband
De auteur geeft een verkorte weergave van informatie uit de tekst
Singaalwoorden samenvattend verband
Kortom, samengevat, met andere woorden, al met al
Voorwaardelijk verband
Het maakt duidelijk onder welke voorwaarden iets gebeurt.
Singaalwoorden voorwaardelijk verband
Als (…dan), indien, tenzij, wanneer, mits
Toegevend verband
Er wordt een andere kant van de zaak aangegeven. De toegeving kan er ook achter staan.
Singaalwoorden toegevend verband
Ook al, zij het (dat), weliswaar, (al) hoewel, ofschoon, desondanks, niettemin
Tekstverband
Samenhang van woorden, zinnen en alinea’s.
Chronologisch verband
Het beschrijft gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde
Singaalwoorden chronologisch verband
Vroeger, later, nu, eerst, daarna, vervolgens, nadat, terwijl, duidelijk, intussen, binnenkort; ook jaartallen en data.
Opsommend verband
Dingen worden achter elkaar opgenoemd.
Signaalwoorden opsommend verband
Ten eerste, ten tweede, om te beginnen, bovendien, (ook) nog, verder, ten slotte, en, niet alleen… (maar) ook; ook (-), (1,2,3), of ‘dots’.
Tegenstellend verband
Er worden tegenovergestelde dingen genoemd.
Singaalwoorden tegenstellend verband
Maar, tegenover, daarentegen, toch, echter, hoewel, ofschoon, ondanks, aan de ene kant….. aan de andere kant.
Toelichtend verband
Er wordt extra informatie gegeven bij een onderwerp, vaak in de vorm van een voorbeeld.