teksverbanden Flashcards

(33 cards)

1
Q

Abschwächung

A

afzwakking tegenstelling / beperking / afzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Abstrahierung

A

algemeen / abstract maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bedingung

A

voorwaarde tegenstelling / beperking / afzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begründung

A

beredenering reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Beispiel(e)

A

voorbeelden voorbeeld geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bestätigung

A

bevestiging bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beweis

A

bewijs bevestiging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

ein neuen Thema/neue Aspekte

A

een nieuw thema / nieuwe aspecten opsomming / uitbreiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Einräumung

A

toevoeging tegenstelling / beperking / afzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Einschränkung

A

beperking tegenstelling / beperking / afzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ergänzung

A

uitwerking uitbreiding / opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Erklärung

A

verklaring reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Erläuterung

A

toelichting voorbeeld geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Folgerung

A

gevolg gevolg / conclusie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gegensatz

A

tegenstelling tegenstelling / beperking / afzwakking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Illustration

A

illustratie voorbeeld geven

17
Q

in Frage stellen

A

in twijfel trekken tegenstelling / beperking / afzwakking

18
Q

Konkretisierung

A

concreet maken voorbeeld geven

19
Q

Konsequenz

A

consequentie gevolg / conclusie

20
Q

Relativierung

A

relatievering tegenstelling / beperking / afzwakking

21
Q

Rückschluss

A

gevolgtrekking gevolg / conclusie

22
Q

Schlussfolgerung

A

conclusie gevolg / conclusie

23
Q

Steigerung

A

versterking versterking

24
Q

Ursachen

A

oorzaken reden

25
Verallgemeinerung
algemeen maken algemeen maken
26
Verharmlosung
triviaal maken tegenstelling / beperking / afzwakking
27
Verschärfung
verscherping versterking
28
Vorbehalt
voorbehoud tegenstelling / beperking / afzwakking
29
Weiterführung
voortzetting uitbreiding / opsomming
30
Widerlegung
weerlegging tegenstelling / beperking / afzwakking
31
Widerspruch
tegenspraak tegenstelling / beperking / afzwakking
32
Zusammenfassung
samenvatting conclusie
33
Zuspitzung
toespitsing versterking