Tentamen 1 Flashcards

(32 cards)

1
Q

Mediator

A

Verklaart de relatie tussen X en Y.

Hoe/Waarom is X van invloed op Y?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Moderator

A

Verandert de sterkte (richting) van de relatie tussen X en Y.
Wanneer/Voor wie is het effect sterker?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Correlationeel onderzoek

A

Archival of survey

Hoe verschilt de relatie…/Hoe is X gerelateerd aan Y?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Causaal onderzoek

A

Lab (lage externe validiteit) of veldexperiment (lage interne validiteit)
Wat is het effect/invloed van X op Y?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kenmerken causaliteit

A
  1. X en Y komen samen voor (correlatie)
  2. Er is een logische verklaring
  3. X gaat vooraf aan Y in de tijd
  4. Er is geen andere oorzaak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Under-coverage

A

Leden van de populatie zijn uitgesloten van het sample

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Miss-coverage

A

Niet-leden zijn opgenomen in het sample

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoge sampling error zorgt voor…

A

lage representativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Onder categorisch valt…

A

Nominaal en ordinaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Onder metrisch valt…

A

Interval en ratio

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Categorisch (IV) en categorisch (DV)

A

Chi-square

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Categorisch (IV) en metrisch (DV)

A

T-test/Anova

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Metrisch (IV) en categorisch (DV)

A

Logit analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Metrisch (IV) en metrisch (DV)

A

Regressie analyse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Simple random sampling

A

PS: iedereen gelijke kans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Systematic sampling

A

PS: selecteer elk 3e element

17
Q

Stratified sampling

A

PS: verdeel in homogene groepen en pas simple random sampling toe binnen de groepen

18
Q

Cluster sampling

A

PS: verdeel in heterogene groepen, selecteer een aantal groepen en pak elk element uit die groepen

19
Q

Convenience sampling

A

NPS: elementen die makkelijk benaderbaar zijn

20
Q

Quota sampling

A

NPS: vast aantal respondenten voor elke subgroep

21
Q

Judgement sampling

22
Q

Snowball sampling

A

NPS: elementen verspreiden onderling de survey

23
Q

Metingsvaliditeit

A

Target raken: meet een test wat deze zou moeten meten
Multi item vs. single item
Zelf bedacht vs. hoge kwaliteit van eerdere studies

24
Q

Interne validiteit

A

Valide conclusies trekken over het effect van X op Y

25
Externe validiteit
Generaliseren | Zonder interne validiteit, geen externe validiteit
26
Metingsbetrouwbaarheid
Nauwkeurigheid van het meetinstrument: als je het onderzoek herhaald, krijg je dan dezelfde resultaten? Bij Multi-item meetschalen: cronbach's alpha > 0.7
27
5.1 onderzoeksstrategie
Survey, archival of experiment + één na beste optie met voor en nadelen + primaire of secundaire date
28
5.2 steekproef
``` unit of analysis populatie sampling frame steekproeftechniek steekproefgrootte ```
29
5.3 operationelisering
Hoe kom je aan de data? | Meetschaal (survey) / proxy (archival) / manipulatie
30
5.4
Survey/archival: metingsvaliditeit en betrouwbaarheid en externe validiteit Experimenten: bovenstaande + interne validiteit
31
Bij meerdere IV's bepaalt … de statistische techniek
het hoogste niveau | ratio is hoger dan nominaal
32
Likert schaal is ...
Interval