tentamen Flashcards

1
Q

Wat is een Neuro-musculaire junction?

A

Contact die een axon van een motorneuron maakt met het spierweefsel(s) (bestaat uit myofibrillen (uit actine en meicine) ) doordat hij vastzit met zijn voetjes (de synapsknopjes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

IPSP staat voor?

A

• Inhiberende postsynaptische potentiaal (

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

EPSP staat voor?

A

• Exciterende postsynaptische potentiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Inhiberende neurotransmitters:

A
  • Gamma-amminboterzuur (in de hersenen)
  • Serotonine (in de hersenen)
  • Glycine (in het ruggenmerg)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Exciterende neurotransmitters

A
  • Acetylcholine (impulsoverdracht naar de spieren en in het paarasympatische systeem)
  • Adrenaline (in het sympathische deel)
  • Noradrenaline (in het sympathische deel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bloed bestaat uit:

A

55% plasma, 45% bloedvolume

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Autonome zenuwstelsel gereguleerd door en reguleert:

A

Hypothalamus / Vegetatieve stelsels bvb organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Animale Zenuwstelsel (somatisch) gereguleerd door en reguleert:

A

Pariëtale kwab / Onder invloed van de wil’. Het richt zich dan ook op de delen die men zelf kan ‘bedienen’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Autonome zenuwstelsel verdeeld onder:

A

Parasympatische systeem: actief in een ontspannen situatie –> Vagus Nerve

  • Pupillen worden nauwer
  • Maag wordt hierbij actief
  • Bloedvaten versmallen
  • Het vertraagt de hart- en ademhalingsactiviteit
  • Remt de spieractiviteit.

Sympatische systeem: dit systeem richt zich op de actieve mens. –> Ruggenmerg

  • Stimuleert hartactiviteit + ademhaling
  • Verhoogt bloedsuikerspiegel + spanning in de skeletspieren.
  • Spijsvertering geremd.
  • Actief bij een bedreigende situatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Soorten hormonen:

A
  • Lipofiele hormonen –> vet beminnend, apolair, lossen goed op in vetten en oliën –> Steroïden, gemaakt uit cholesterol. Neutrale lading
  • Hydrofiele hormonen: water beminnend, polair, lossen goed op in water niet polaire stoffen
  • -> Biogene aminen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Neurohypofyse?

A

Produceert zelf geen hormonen maar geeft ze wel af. Deze worden aangemaakt in de hypothalamus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Adenohypofyse?

A

Produceert zelf hormonen en secreteert ze ook.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

NH–> ADH (Antiduretisch hormoon) functie/ doelwitorgaan:

A
  • Zorgt ervoor dat het lichaam niet uitdroogt of te veel vloeistof houdt.
  • Alchohol drinken/ veel water inname –> geen ADH secretie
  • Nieren –> Verminderde wateruitscheiding door de nieren. Hierdoor blijft er meer water in het bloed, waardoor de osmotische waarde daalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

NH –> Oxytocine functie/doelwitorgaan :

A
  • Cyclisch hormoon en een neurotransmitter.
  • Geproduceerd door de hypothalamus.
  • Getransporteerd naar en opgeslagen in herringlichaampjes bij axon-uiteinden in de neurohypofyse en kan hier worden afgegeven.
  • In de hersenen belangrijke rol op gevoelens van plezier (seksualiteit), het verbinden van sociale contacten en een rol bij moederbinding.
  • Baarmoeder: Contractie van glad spierweefsel / Borstklier: toeschietreflex: het naar buiten laten spuiten van de moedermelk.
  • Verhoogd aangemaakt tijdens zwangerschap.
  • Het houdt ook meer vocht vast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

AH–> Prolactine functie/doelwitorgaan

A
  • Aangemaakt in de voorkwab van de hypofyse
  • Melkklieren–> melkproductie
  • Remende hormoon –> dopamine
  • Hypothalamus controleert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

AH–> TSH (Thyroid stimulating hormoon) functie/doelwitorgaan:

A
  • Schildklier–> Productie van bijnierschorshormonen
  • Zet te schildklier aan tot vorming van schildklierhormongen.
  • Deze hormonen in het bloed werken weer remmend op de TSH-Productie.
  • verhoogt het metabolisme van alle lichaamscellen
17
Q

AH –> LH functie/doelwitorgaan:

A
  • Eierstokken –> Productie van progesteron (eirijping en eisprong)
  • LH is de tegenhanger van ICSH.
  • LH stimuleert de follikelrijping en vervolgens de ovulatie. Het zorgt voor de ontwikkeling van het gele lichaam.
18
Q

AH –> FSH functie/doewitlorgaan:

A
  • Eierstokken –> productie van oestrogeen; eirijping; stimuleert ontwikkeling van de follikels in de eierstokken
  • Testes –> productie van zaadcellen
19
Q

Vrouwelijke geslachtshormonen:

A
  • Oestrogenen:primaire geslachtskenemerken

- Progesteron: Bij zwangerschap belangrijk, en groei van baarmoederslijmvlies.

20
Q

Mannelijke geslachtshormoon:

A
  • Testosteron: primaire geslachtskenmerken, en de ontwikkeling van zaadcellen.
21
Q

Hormonen gemaakt door pancreas (eilandjes van Langerhans) in de A, B, D cellen en F

A

A (alpha) –> Glucagon
Doelwitorgaaan: lever, spieren en lichaamscellen Effecten: vorming van glucose –> verhoging van de glucoseconcentratie in bloed

B (beta) –> Insuline
Doelwitorgaan: lever, spieren en lichaamscellen
Effecten: Vorming van glycogeen –> verlaging glucoseconcentratie in bloed

D (delta) –> Somatostatin

  • Geproduceerd–>hypothalamus, alvleesklier & maag
  • Remming op afscheiding van –> groeihormoon STH, insuline, glucagon, thereotroop hormoon en op verschillende stoffen die in het spijsverteringsstelsel worden geproduceerd.

F –> Pancreatic Polypeptide: Een polypeptide die effect heeft op de lever glycogeen levels.

22
Q

Hormonen gemaakt door de bijschildklier:

A
  • PTH (parathyroïd hormoon): zorgt voor verhoging van de calciumspiegel.
  • Calcitonine: zorgt voor een verlaging van de calciumconcentratie in het bloedplasma.
23
Q

Hypothyreoidie kan leiden tot:

A

Cretimisme: dwerggroei

24
Q

Hormonen gemaakt door de bijnier:

A

Aldosteron (bijnierschors): gestimuleerd d.m.v. angiotensine.

  • Reguleert de Natrium-kaliumbalans –> stimuleert: nieren de terugresorptie van Na+- ionen –> bloed en uitscheiding van K+-ionen –> urine
  • Na bindt meer water dan Ka–> + water in bloed vastgehouden –> V stijgt en bloedruk ook

PTH (Parathyroid hormoon):

  • Verhoogd het serum Ca2+
  • Osteclasten lossen het botkalk op waardoor Ca2+ en Pi vrijkomt–> gestimuleerd door PTH en geremd door CT.
  • steroide hormoon

Cortisol

  • Meer dab 95% van alle glucocorticoiden.
  • Onder invloed van ACTH geproduceerd en controleert de ACTH- aanmaak in de hypofyse (negatieve terugkoppeling).
  • Functie: zorgt voor de verhoging van de glucoseconcentratie wanneer spanning-> bevorderd aanmaak van glucose in de lever en de spieren

EPO (Erytropoëtine)

  • Afgegeven door nieren wanneer verlaging van O2 gehalte in het bloed waargenomen wordt
  • Stimuleert aanmaak –> erytrocyten in het rode beenmerg –> meer zuurstof gebonden kan worden –> O2-gehalte van het bloed stijgt.
  • Is het zuurstofgehalte genormaliseerd dan wordt de EPO-productie stilgelegd.