Thema 1 Flashcards
(23 cards)
De aardkorst
De aardkorst is het buitenste laag je van de aarde, maximaal 40 km dik
De aardschol
Een aardschol is een bewegende scherf van de aardkorst
Het continent
Een continent is een wereld deel
De oceaan
Een oceaan is een grote zee tussen wereld delen
De aardbeving
Ben je een aardbeving trilt en schudde aarde soms zo sterk dat gebouwen instorten
De Breuklijn
Bij een breuklijn schuiven aardschollen tegen elkaar langs elkaar of onder elkaar
De vulkaan
Een vulkaan is een berg met gloeiend hete magma vanbinnen waardoor hii kan uitbarsten
De trog
Diepe kloof op de bodem van de zee
De eruptie
Vulkaanuitbarsting
De aardmantel
De aardmantel is een warme dikke laag gesteente tussen de aardkern en de aardkorst
De aardkern
Is een grote zware knikker van ijzer en nikkel precies inhet midden van de aarde
Het magma
Magma is zeer heet gesmolten gesteente in de aardmantel magma kan in een vulkaan omhoog borrelen
De krater
Groot gat op de top van een vulkaan
De aswolk
Bestaat uit stof dat bij een vulkaan uitbarsting de lucht in word geblazen
De lava
Lava is magma dat uit de vulkaan stroomt of spuit lava is gloeiend heet
Hypocentrum
Het hypocentrum is de plaats in de aarde waar een aardbeving onstaat
De aardschok
Is een beving die zich door de aarde verplaats vanaf het hypocentrum
Het epicentrum
Is de plek op de aardkorst waar een aardbeving het ergst is
Een naschok
Een naschok Is een korte aardbeving die na de hoofdaardbeving volgt
Zeebeving
Is een aardbeving waarvan het epicentrum op de zeebodem ligt
Een tsunami
Is een vloed golf die het land overspoelt na een zeebeving
Schaal van richter
Geeft de kracht van de beving aan
Een seismograaf
Is een apparaat dat de trillingen in de aarde meet