thema 12 Flashcards

(44 cards)

1
Q

ander woord voor eisprong

A

ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

eisprong ->

A

bevruchting, innesteling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

rode periode menstruatiecyclus (begin)

A

menstruatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

middelste rij menstruatiecyclus (groen)

A

vruchtbare periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

middelste dag in groende periode

A

eisprong

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

twee geslachthormonen geproduceerd in de eierstokken

A

oestrogeen en progsteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

geslachthormoon teelballen

A

testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vanuit de hypofyse

A

productie FSH en LH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

productie FSH en LH teelballen

A

productie testosteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

productie FSH en LH eierstokken

A

productie oestrogeen en progesteron

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

productie FSH en LH

A

-> productie en rijping zaadcellen
-> rijping eicellen en ovulatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat moet koppel doen om kind the krijgen

A

seks hebben tijdens vruchtbare periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wrm goed zaadcellen op weg naar eicel natuurlijke barrières in baarmoederhals en eileiders

A

alleen sterke en gezonde zaadcellen raken erdoor en kunnen de eicel bevruchten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wrm vorm zygote na de bevruchting een ondoordringbaar
bevruchtingsmembraam

A

zodat geen tweede zaadcel de eicel kan binnendringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

waaromgeen nieuwe menstruatie wnr bevruchting

A

zodat klompje delende cellen zich kan innestelen in het baarmoederslijm, dat intact moet blijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de bevruchting

A

het versmelten van zaadcelkern en eicelkern

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

welke drie natuurlijke hindernissen of barrières ondvinden zaadcellen op weg naar de eicel

A
  • lage zuurstofgraad
  • taaie slijmprop in de baarmoederhals
  • keuze van de verkeerde eileider
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

welke hormonen spelen ene rol voor de bevruchting en welke erna

A

FSH en LH oestrogeen en progesteron spelen een rol voor de bevruchting. Progestron, oestrongeen en de HCG spelen een rol na de bevruchting

19
Q

orgaan uit spiercellen

20
Q

organen uit darmcel

21
Q

orgaan uit kraakbeencel

22
Q

orgaan uit epitheelcellen

23
Q

orgaan uit zenuwcel

24
Q

wat doet zygote tijdens de afdaling richting baarmoeder

25
hoe heet identieke cellen tijden eerste cel stadia
stamcellen
26
hoe heet het zich verder ontwikkelen van dit klompje identieke cellen tot elke mogelijk cel binnen het menselijk lichaam
celdifferentie
27
ontwikkelingsfase week 2 tot week 7
embryo
28
ontwikkelingsfase na wek 8 bevruchting
foetus
29
foetus onderscheiden van een embryo
menselijke kenmerk
30
hoelang duurt zwangerschap gemiddeld
40 weken 9 maanden
31
welke drie ontwikkelingsfase doorlopen vanaf bevruchting
zygote -> embryo-> foetus
32
wat zijn stamcellen
ze zijn ongespecialiseerd cellen die zich kunnen differentiëren tot verschillende celtypes met specifieke functies
33
verbinding embryo en de placenta
navelstreng
34
wat bevind zicht in de navelstreng
bloedvaten
35
wrm geen probleem moeder kind verschillende bloedgroep
geen rechtstreekse verbinding tussen bloedvaten van moeder en foetus , dis bloed mengt niet
36
stofuitwisselign meoder en kind
via navelstreng en placenta - voedingstoffen en zuurstofgas via navelstreng - koolstofdioxide en afvalstoffen verlaten navelstrengslagaders
37
drie functies vruchtwater
-temperatuurschommeling opvangen - bescherming stegen stoten en schokken - extra weerstand bieden zodat foetus spieren kan krijgen
38
zygote
- versmelting kernen zaadcel en eicel - deelt zich in stamcellen
39
embryo
- de stelsel beginnen te werken - groei en toename massa
40
foetus
- innesteling - menselijke kenmerken duidelijk zichtbaar
41
natuurlijke barrière tegen indringers ter hoogte van baarmoederhals
lijmprop
42
voorkomt binnendringen tweede zaadcel
bevuchtingsmembraam
43
cellen zonder specifieke functies diverse celtypes
stamcellen
44
orgaan stofuitwisseling tussen embryo en foetus en moeder
placenta