thema 2 Flashcards

(71 cards)

1
Q

Wat is landschap?

A

Landschap = combinatie van verschillende lagen die het uitzicht van een gebied bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem de natuurlijke lagen die het landschap bepalen.

A
  • Bodem
  • Reliëf (hoogteverschillen)
  • Water
  • Klimaat
  • Natuurlijke vegetatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn menselijke lagen in het landschap?

A

Alles wat de mens heeft aangepast of toegevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat vormen natuurlijke lagen samen?

A

Het fysische milieu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen natuurlandschap en cultuurlandschap?

A
  • Natuurlandschappen = nog niet door de mens veranderd
  • Cultuurlandschap = menselijke activiteiten bepalen het uitzicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is landschapsgenese?

A

De ontwikkeling of verandering van het landschap door de tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem twee factoren die landschapsgenese beïnvloeden.

A
  • Menselijke activiteiten (landbouw, stedenbouw, industrie)
  • Natuurlijke gebeurtenissen (zoals overstromingen, bosbranden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat gebeurde er voor de 8ste eeuw in de landschapsontwikkeling?

A

Kleine groepen mensen bewerkten enkel de vruchtbaarste gronden dichtbij hun hoeve.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kouters?

A

Open landbouwvelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat was de invloed van de kerk en adel op het landschap tussen de 12de en 18de eeuw?

A

Kerken in dorpskernen en kastelen op strategische plekken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurde er met de bossen tijdens de 12de tot 18de eeuw?

A

Bossen verdwenen en maakten plaats voor meer landbouwgrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurde er tussen 1850 en 1950 met de landbouw?

A

Landbouw werd geprivatiseerd en industrie en steden groeiden snel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn ecosysteemdiensten?

A

De voordelen die de natuur ons biedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Noem de vier soorten ecosysteemdiensten.

A
  • Producerende ecosysteemdiensten
  • Regulerende ecosysteemdiensten
  • Culturele ecosysteemdiensten
  • Ondersteunende ecosysteemdiensten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn producerende ecosysteemdiensten?

A

Producten uit de natuur die we gebruiken, zoals bessen, noten, paddenstoelen, hout.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn regulerende ecosysteemdiensten?

A

Diensten die ons beschermen of helpen bij natuurlijke processen, zoals CO²-opname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn culturele ecosysteemdiensten?

A

Niet-materiële voordelen die bijdragen aan ons welzijn, zoals natuurbeleving en ontspanning.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn ondersteunende ecosysteemdiensten?

A

Basisprocessen die andere diensten mogelijk maken, zoals fotosynthese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn geomorfologische processen?

A

Processen die het aardoppervlak vormen en veranderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Noem twee inwendige krachten die landschappen opbouwen.

A
  • Platentektoniek
  • Vulkanisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is verwering?

A

Afbreken van gesteente door weer, water of planten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is erosie?

A

Wegspoelen of -waaien van los materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is sedimentatie?

A

Neerleggen van verplaatst materiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn massabewegingen?

A

Vormen van erosie waarbij gesteente of aarde bergafwaarts beweegt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een aardverschuiving?
Snelle beweging van gesteente langs een schuifvlak.
26
Wat zijn modderstromen?
Bewegende massa's met meer dan 50% water.
27
Wat is bodemcreep?
Zeer trage beweging van bodemdeeltjes.
28
Wat is watererosie?
Erosie door regen of stromend water.
29
Wat is spaterosie?
Regendruppels slaan bodemdeeltjes weg op kale grond.
30
Wat is winderosie?
Wind transporteert materiaal.
31
Wat zijn de effecten van rivieren op het landschap?
Rivieren transporteren en zetten materiaal af, wat het landschap vormgeeft.
32
Wat is de rol van erosie door rivieren?
Het zorgt voor insnijding en verbreding van dalen.
33
Wat is bodemvorming?
Proces waarbij moedermateriaal verwering ondergaat tot los materiaal.
34
Wat is humus?
Donkere, vruchtbare bovenlaag van de bodem.
35
Wat beïnvloedt bodemvruchtbaarheid?
De korrelgrootte van de deeltjes in de bodem.
36
Wat zijn de korrelgroottefrancties van bodemdeeltjes?
* Grind * Zand * Silt * Klei
37
Wat is de Brabantse leemstreek?
Een gebied op de plateaus van Midden-België, tussen Brussel en Leuven.
38
Wat zijn de kenmerken van het plateau in de Brabantse leemstreek?
* Plateauhoogte: 90 m – 120 m * Diepe insnijdingen door rivieren tot 60 meter diep
39
Wat gebeurde er door de Hercynische gebergtevorming?
Ontstaan van oude gesteenten die later afgevlakt werden door erosie.
40
Wat is de impact van de mens op het natuurlijk landschap?
Beginnen met landbouw leidde tot erosie en sedimentatie in rivieren.
41
Wat zijn oeverwallen?
Droge hoger gelegen randen dicht bij de rivier.
42
Wat zijn komgronden?
Lagere vochtige zones verder weg van de rivier.
43
Wat is bewerkingserosie?
Aarde wordt hellingafwaarts verplaatst bij het ploegen.
44
Wat zijn holle wegen?
Wegen uitgesleten door voetgangers, karren en regenwater.
45
Waarom neemt erosie toe in de moderne landbouw?
Door zware machines en ploegen hellingsafwaarts.
46
Noem een manier om erosie te beperken.
* Bosvegetatie herstellen * Groenbedekkers na de oogst * Mulching * No-till / minimale grondbewerking * Contourploegen
47
Waarom is ruimtelijk beleid nodig in Vlaanderen?
Door beperkte ruimte en uitdagingen zoals klimaatverandering.
48
Wat is landgebruik?
Geeft aan waarvoor een stuk grond wordt gebruikt.
49
Wat is ruimtebeslag?
Alle ruimte ingenomen door menselijke activiteiten.
50
Wat is verharding?
Bodem die ondoordringbaar wordt door asfalt of beton.
51
Wat zijn de drie types bebouwing?
* Kernen * Lintbebouwing * Verspreide bebouwing
52
Wat zijn de gevolgen van verspreide bebouwing?
* Minder natuur en meer versnippering * Meer autoverkeer en luchtvervuiling * Hogere kosten voor infrastructuur
53
Wat waren de eerste stappen in de ruimtelijke ordening in België?
Invoering van de eerste stedenbouwwet in 1962.
54
Wat zijn gewestplannen?
Bestemmingsplannen die aangeven waar welke functie mag komen.
55
Wat is het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen?
Een plan om open ruimte te beschermen en verstedelijking te sturen.
56
Wat is subsidiariteit?
Beslissingen worden genomen door het best passende bestuursniveau.
57
Wat is de functie van open ruimte?
Ruimte geven aan natuur en bos ## Footnote Open ruimte omvat onbebouwde gebieden zoals landbouwgrond, natuur en bossen.
58
Wat is de doelstelling van het beleidsplan ruimte Vlaanderen?
Het BRV vervangt het RSV en speelt sterker in op actuele uitdagingen zoals vergrijzing, klimaatverandering, energietransitie en mobiliteit ## Footnote Het BRV kiest voor een bottom-up-aanpak waarbij lokale besturen, burgers en bedrijven betrokken worden.
59
Wat betekent subsidiariteit in de context van besluitvorming?
Beslissingen worden genomen door het best passende bestuursniveau ## Footnote Gemeenten beslissen over lokale zaken zoals speeltuinen, terwijl provincies of de Vlaamse overheid grote projecten beslissen.
60
Wat zijn Ruimtelijke Uitvoeringsplannen (RUP's)?
Concrete plannen voor bestemmingen zoals woonwijken of sporthallen ## Footnote Gemeentelijke RUP's betreffen vaak kleine projecten, terwijl provinciale RUP's middelgrote bedrijven en gewestelijke RUP's grote stedelijke projecten omvatten.
61
Wat houdt de bouwshift in?
Tegen 2040 mag er geen bijkomend ruimtebeslag meer zijn (0 hectare per dag) ## Footnote De bouwshift omvat het beter gebruik van bestaande ruimte via verweving, intensivering, hergebruik en tijdelijk ruimtegebruik.
62
Wat zijn groene en blauwe aders?
Verbindingen tussen natuur en stad ## Footnote Groene aders zijn parken en bomenrijen, terwijl blauwe aders beken en rivieren zijn.
63
Wat houdt de Modal Shift in?
De overstap naar duurzame vervoersmiddelen zoals fiets en openbaar vervoer ## Footnote Voorwaarden zijn dat wonen, werken en voorzieningen dicht bij elkaar liggen.
64
Wat zijn enkele maatregelen voor duurzaam wonen in het groen?
Verdichting, verweving van functies, en meer groen in de stad ## Footnote Dit helpt tegen het hitte-eilandeffect en bevordert de toegankelijkheid van publieke ruimtes.
65
Wat zijn de kenmerken van vochtig Haspengouw?
Gesloten landschap met veel bomen, hagen en weiden ## Footnote Het ligt ten noorden van de lijn Tienen – Sint-Truiden – Tongeren.
66
Wat is regressieve erosie?
De insnijding start in de benedenloop en schuift op naar boven ## Footnote Dit type erosie kan leiden tot het ontstaan van watervallen.
67
Wat zijn de voordelen van bomen en hagen in landbouw en natuur?
Biodiversiteit, bescherming tegen erosie, CO² opslag, en stikstoffiltering ## Footnote De gemeente Malle plant 16.000 bomen tegen 2030 om biodiversiteit te bevorderen.
68
Wat is agroforestry?
Een landbouwmethode waarbij bomen of struiken worden geplant op of rond landbouwgrond ## Footnote Dit verbetert het waterbeheer en maakt het landschap gezonder.
69
Wat zijn de kenmerken van droog Haspengouw?
Open landschap zonder veel begroeiing, grote hoeven en kerndorpen ## Footnote Het ligt ten zuiden van de lijn Tienen – Sint-Truiden – Tongeren.
70
Wat zijn de gevolgen van het stedelijk hitte-eiland?
Steden zijn 's nachts warmer dan deelgemeenten door warmteopslag in beton en asfalt ## Footnote Dit kan worden tegengegaan door meer groen in de stad te brengen.
71
Wat houdt de blue deal in?
Een plan van de Vlaamse overheid om droogte en waterschaarste aan te pakken ## Footnote Projecten omvatten het herstel van natte natuurgebieden en het meanderen van rivieren.