Thema 2/Thema 3 Flashcards
(46 cards)
Meetmodel
Illustreert de operationalisaties van variabelen
Structureel meetmodel (conceptueel model)
Laat zien hoe de onderzoeker verwacht dat de variabelen samenhangen. (operationalisaties worden achterwege gelaten)
Attritie
Het uitvallen van deelnemers
Causale antecedent
De variabele die invloed uitoefent
confounders
Derde variabelen die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de gevonden verbanden in een studie
Matching van condities
De poging om manipulaties zodanig te ontwikkelen dat deze equivalent zijn in alle aspecten behalve voor wat betreft de te manipuleren variabele.
Experimentele conditie
De conditie waar de interesse naar uitgaat
Controleconditie
vergelijkingsconditie
Blindering
Deelnemers niet vertellen in welke conditie (groep) ze zijn ingedeeld
Quasi-experiment
Studie waarbij deelnemers ingedeeld worden in groepen op basis van gemeten variabelen (geen randomisatie)
Onafhankelijke variabelen
Causale antecedenten, voorspellers, covariaten
Afhankelijke variabelen
Causale consequent, criterium, uitkomstmaat.
Datapunt
een representatie van de uitkomst van een meting
datareeks
Een reeks van meerdere datapunten die hetzelfde representeren
Nominaal meetniveau
Kan benoemd worden, maar niet mee gerekend. (bijv. haarkleur, geslacht)
Ordinaal meetniveau
Categorieën kunnen geordend worden, maar de afstand tussen de geordende categorieën is onbekend. (bijv. opleidingsniveau)
Ratio meetniveau
Met nulpunt. (bijv lengte. 2 meter is ook 2x zo lang dan 1 meter)
intervalniveau
Zonder nulpunt (bijv. temperatuur. 20graden is niet per se 2x zo warm als 10 graden)
Continue variabelen
Kan mee gerekend worden. Onderscheid ratio en interval (niet relevant)
Categorische variabelen
Onderscheid nominaal en ordinaal (relevant)
De modus
Meest voorkomende waarde in de datareeks. (minder gevoelig voor outliers dan gemiddelde). Vooral informatief bij een beperkt aantal mogelijke waarden of grote hoeveelheid datapunten
De mediaan
Middelste datapunt in de datareeks. (Bij even aantal het gemiddelde van de middelste 2 datapunten)
Range (bereik)
verschil tussen minimum en maximum. (heel gevoelig voor outliers)
Interkwartielafstand (IQR)
Data wordt geordend van laag naar hoog en opgesplitst in vier kwartielen. Dan wordt bepaald bij welke waarde 25% van de datapunten links liggen en 75% rechts. Dat is dan het eerste kwartiel (25ste percentiel). Uiteindelijk heb je dan Q1, Q2 en Q3.