Thema 2 toepassingen en triviale namen vd stofklassen Flashcards
(33 cards)
1
Q
CO
A
Oxide
Koolstofmonoxide
2
Q
CO2
A
Oxide
Koofstofdioxide
3
Q
N2O
A
Oxide
Distikstofoxide
4
Q
NaOH
A
Hydroxide
Natriumhydroxide
5
Q
Ca(OH)2
A
Hydroxide
Calciumdihydroxide
6
Q
H2CO3
A
Zuur
Diwaterstofcarbonaat
7
Q
H3PO4
A
Zuur
Triwaterstoffosfaat
8
Q
H2SO4
A
Zuur
Diwaterstofsulfaat
9
Q
S2-
A
Sulfide-ion
10
Q
I-
A
Jodide-ion
11
Q
Br-
A
Bromide-ion
12
Q
Cl-
A
Chloride-ion
13
Q
F-
A
Fluoride-ion
14
Q
H2S
A
Diwaterstofsulfide
15
Q
HI
A
Waterstofjodide
16
Q
HBr
A
Waterstofbromide
17
Q
HCl
A
Waterstofchloride
18
Q
HF
A
Waterstoffluoride
19
Q
Zout
A
MZ
20
Q
Oxide
A
MO of nMO
21
Q
Hydroxide
A
MOH
22
Q
Zuur
A
HZ
23
Q
CaCO3
A
Zout
Calciumcarbonaat
24
Q
CaSO4
A
Zout
Calciumsulfaat
25
AgNO3
Zout
| Zilvernitraat
26
CaCl2
Zout
| Camciumdichloride
27
NaF
Zout
| Natriumfluoride
28
NaCl
Zout
| Natriumchloride
29
CaO
Oxide
| Calciumoxide
30
HCl
Zuur
| Waterstofchloride
31
Oxide
MO of nMO
32
Oxide
MO of nMO
33
Oxide
MO of nMO
