Thema 2.3 Biologische Achtergronden Flashcards
(30 cards)
Wat is temperament?
Temperament verwijst naar individuele verschillen in de reactiviteit en de zelfregulatie.
Emotionele reactiviteit: Hoe iemand emotioneel reageert op prikkels, zoals vreugde, verdriet of frustratie.
Motorische reactiviteit: Hoe iemand lichamelijk reageert, zoals beweeglijkheid of rusteloosheid.
Aandachtsreactiviteit en zelfregulatie: Hoe iemand zijn aandacht richt en vasthoudt, en hoe goed hij zichzelf kan beheersen in verschillende situaties.
Temperament blijft relatief stabiel over de tijd en in verschillende situaties.
Reactiviteit verwijst naar de aangeboren neiging van een persoon om te reageren op prikkels.
Is temperament nature of nurture?
Temperament heeft een sterk biologische basis en is erfelijk bepaald. Het is ook bij andere dieren gevonden, wat suggeert dat temperament een evulationere basis heeft.
Welk onderzoek heeft pavlov gedaan met betrekking tot temperament?
Pavlol linkte bij honden temperament van de honden aan kwaliteiten van het zenuwstelsel waarbij hij onderschei maakte tussen een zwak en sterk zenuwstelsel.
Welk onderzoek heeft Nebylitsyn & Grey gedaan m.b.t. temperament
vervolg van pavlov zijn onderzoek m.b.t. honden maar dan op mensen. Zwak zenuwstelsel geeft een lagere sensorische drempel. Afhankelijk per persoon en setting
Wat is Effective Experience?
Een begrip dat ze gebruiken voor de aanduiding dat het beschrijven van de omgeving niet weerspiegelt met hoe het kind het ervaart en dat elk kind het anders ervaart
Wat is de New York Longitudinal Study (NYLS) en wat zijn de belangrijkste bevindingen uit deze studie?
De NYLS-studie van Thomas en Chess onderzocht temperament bij baby’s en was erg invloedrijk. Ouders beantwoordden vragen over het gedrag van hun baby’s. De onderzoekers bundelden vergelijkbare gedragsbeschrijvingen in categorieën, die ze temperamentdimensies noemden.
Uiteindelijk kwamen ze tot negen dimensies, zoals reacties op nieuwe prikkels, activiteitenniveau, stemming, aandacht en aanpassingsvermogen.
Op basis van deze dimensies verdeelden ze baby’s in groepen:
Moeilijke baby’s: teruggetrokken, snel negatief en weinig flexibel.
Makkelijke baby’s: positief, flexibel en aanpasbaar.
Slow to warm up: eerst teruggetrokken
Wat ius Kagan’s onderzoek naar gedragsinhibitie en op welke manier doet hij dit?
Kagan onderzocht gedragsinhibitie, oftewel de neiging om angstig of terughoudend te reageren op onbekende situaties.
Bevindingen:
Gedragsinhibitie is relatief stabiel.
Het hangt samen met neurale netwerken (zoals de amygdala), genetica, en risico op angststoornissen.
Onderzoeksaanpak:
Hij bekritiseerde vragenlijsten vanwege persoonlijke bias.
Gebruikte labobservaties en multimethodische technieken, zoals fysiologische metingen, om reacties op nieuwe situaties te analyseren.
Wat zijn Rothbart’s revisies van temperamentdimensies en waarom zijn deze belangrijk?
Rothbart richtte zich op beter meetbare temperamentdimensies:
-Reactiviteit van primaire emoties.
- Zelfregulatie via aandacht.
- Activiteitenniveau en kalmerbaarheid.
Factoranalyse leidde tot drie factoren:
- Surgency: Positieve energie en emotionaliteit.
- Negative Affectivity: Neiging tot negatieve emoties.
- Effortful Control (EC): Impulsbeheersing en zelfregulatie.
Belang van EC:
- Stabiel in kindertijd, ontwikkelt zich met executieve functies.
- Voorspelt prosociaal gedrag en weinig gedragsproblemen.
- Gerelateerd aan Conscientieusheid, Extraversie, Neuroticisme, en Agreeableness.
Hoe worden temperament en emoties gekoppeld aan hersennetwerken?
Onderzoeksmethode: EEG en MRI werden gebruikt om hersennetwerken te koppelen aan emoties, aandacht en acties.
Centrale vraag: Zijn emoties uniek, of komen ze voort uit dimensies zoals arousal (alertheid) of valentie (positief/negatief)?
Bevindingen:
1. Elke primaire emotie heeft unieke hersenactivatie in specifieke corticale en subcorticale gebieden.
2. In de basolaterale amygdala activeren verschillende neuronen bij positieve versus negatieve emoties.
Conclusie: Emoties zijn individueel onderscheidbaar en gekoppeld aan specifieke hersengebieden.
Wat is COMT, en hoe beïnvloedt het temperament en cognitief functioneren?
COMT: Catechol-O-Methyltransferase, een enzym dat dopamine in de PFC afbreekt.
Effecten van adenine-dragers: Meer dopamine in de PFC leidt tot betere prestaties bij PFC-afhankelijke taken. Gelinkt aan Sensation-Seeking en Extraversie.
Uitdagingen:
- Inconsistenties in de literatuur moeten worden opgelost.
- Onderzoek naar bredere links met temperamentgerelateerde processen is nodig.
- Relatie COMT en cognitief functioneren verandert over tijd door een omgekeerde U-vormige dopaminecurve.
Wat is DRD4 en hoe beïnvloedt het gedrag en gevoeligheid voor omgevingsfactoren?
DRD4-gen: Codeert voor een dopamine-receptor. Geassocieerd met Sensation Seeking, ADHD, en Extraversie.
Differentiële gevoeligheid:
* 7-repeat-allel + lage ouderlijke sensitiviteit: Meer externaliserend gedrag.
* Dopaminegevoeligheid: Slechter functioneren in negatieve, beter in positieve omgevingen.
Moderatorrol:
DRD4 beïnvloedt hoe ouderschap en omgeving zelfregulatie (EC) beïnvloeden, consistent met het diathese-stressmodel.
Dagopvang: Minder opvanguren verbeteren aandacht en inhibitievermogen bij DRD4-kinderen.
Wat is 5-HTTLPR en welke invloed heeft het op gedrag en emotionele regulatie?
5-HTTLPR: Een gen voor de serotonine-transporter, met korte en lange allelen. Het korte allel resulteert in meer serotonine in de synaps door minder transportproteïne.
Bevindingen:
1. Geassocieerd met depressie, stemmingsstoornissen, en neuroticisme, maar inconsistent.
2. Korte versie gerelateerd aan hogere gedragsinhibitie en negatieve affecten in kinderen.
3. Aandachtsbias voor boze en blije gezichten, vooral in volwassenen.
4. Samen met DRD4 verklaart het de link tussen prenatale maternele depressie en negatieve emotionaliteit bij jonge kinderen.
Wat is de rol van het MTHFR-gen en hoe beïnvloedt het temperament en prestatie?
MTHFR: Codeert een enzym dat betrokken is bij de methylatie van DNA, wat epigenetische aanpassingen mogelijk maakt.
Invloed op temperament: Geassocieerd met negatieve aspecten zoals internaliseren en surgency (neiging tot opwinding).
Genetische interactie: In combinatie met het** COMT-gen** beïnvloedt MTHFR de executieve functies, waaronder verbeterde reactietijd en conflictoplossing.
Wat zijn de toekomstige richtingen voor onderzoek naar temperament?
Toekomstig onderzoek zou kunnen profiteren van een meer georganiseerde en gefocuste benadering, waarbij meerdere niveaus van analyse worden gecombineerd, zoals genetica, hersenfunctie, en gedragsobservaties.
- Verbeteren van verbindingen: Tussen temperament, hersensystemen, en pathologieën voor een dieper begrip van neurowetenschappen.
- Leeftijdsverschillen: Onderzoeken hoe temperamentreacties variëren op verschillende leeftijden.
- Nieuwe methoden: Ontwikkelen van methoden om temperament beter te onderscheiden van andere ontwikkelingsaspecten en de link tussen genen en omgevingsfactoren te verhelderen.
- Executieve functies: Onderzoeken van de effecten van netwerktraining, meditatie en fysieke oefeningen op de executieve aandacht en de betrokken hersenmechanismen.
Wat is het belangrijkste verschil tussen temperament en andere aspecten van persoonlijkheid?
- Temperament: Aangeboren, automatische reacties; biologisch bepaald en relatief stabiel.
- Persoonlijkheid: Breder; omvat attitudes, zelfbeeld en andere eigenschappen die later ontwikkelen en worden beïnvloed door omgeving en ervaringen.
- Samenvatting: Temperament vormt de basis waarop persoonlijkheid zich ontwikkelt.
wat is het psychobiologische model van Rothbart en Derryberry?
Temperament is Constitutioneel gebasseerd op emotionele motorische en gerichte reactiviteit en in zelfregulatie
Constitutioneel = nadruk op temperament en biologie
reactiviteit = staat en duur van de rispons door simulatie
zelfregulatie: processen die voor het aanpassen van een reactie dienen
Welke drie emotievormen zijn er uit psychobiologische vragenlijsten gekomen?
Negative Emotionality (NE): neiging van het ervaren en tonen van angs, boosheid etc.
Positive Emotionality (PE): Het ervaren van positieve emoties
Regulatory Capacity & Efforfull Control: aandachtsgerelateerde capaciteiten en plezier van rustige activiteiten
Wat is Behavioral Inhibition?
Twijfel om nieuwe/onbekende objecten of situaties te benaderen
Welke observationele meetmethoden worden gebruikt om temperament te meten?
- Neonatal Behavioral Assessment Scale (NBAS): Kort na geboorte; meet angst/prikkelbaarheid, verzachtbaarheid, alertheid en activiteit.
- Laboratory Temperament Assessment Battery (Lab-TAB): Vanaf 6 maanden; meet activiteit, angst, woede, doorzettingsvermogen en plezier.
Welke labtaken worden gebruikt om effortful control te meten?
* Snack Delay: Kinderen wachten op een bel voor het pakken van een snoepje.
* Shapes: Aangepaste Stroop-taak; reactie op subdominante stimulus.
Wat toont onderzoek aan over de stabiliteit van behavioral inhibition?
Behavioral inhibition blijkt stabiel over tijd. Kinderen met teruggetrokken gedrag als peuter vertonen vaak ook sociale angst in de adolescentie.
Wat zijn de voordelen en nadelen van ouderrapportages voor temperament?
voordelen:
Bieden unieke, interne inzichten in het gedrag van het kind.
Nadelen:
Bias door subjectieve observaties van ouders.
Welke zelfrapportagemethoden worden gebruikt vanaf 11 jaar?
NYLS Early Adult Questionnaire: Gebaseerd op de 9 NYLS-categorieën.
Adult Temperament Questionnaire (ATQ): Verbindt kindertijd-temperament met volwassen persoonlijkheid:
* Negative Affectivity → Neuroticisme.
* Surgency/Positive Affectivity → Extraversie.
* Effortful Control → Conscientieusheid.
* Orienting Sensitivity → Openheid.
* Surgency/PA en Regulatory Capacity/EC → Agreeableness.
NEO-PI-R: Big Five-persoonlijkheidsvragenlijst.
Big Five Questionnaire-Children: Veel gebruikt in onderzoek.
Welke hogere orde factoren zijn geïdentificeerd in temperamentonderzoek?
* Negative Emotionality (NE): Neiging tot het ervaren en tonen van angst, boosheid, verdriet en fysiek ongemak.
* Surgency/Positive Emotionality (PE)/Extraversion: Ervaren van positieve emoties, lachen, actief zijn, genieten van hoge-intensiteit stimulatie, en benaderen van nieuwe stimuli.
* Regulatory Capacity & Effortful Control: Aandachtsgerelateerde capaciteiten en plezier in rustige activiteiten.
* **Orienting Sensitivity: **Neiging om subtiele aspecten van de omgeving en het lichaam aan te voelen, evenals het ervaren van spontane cognitieve inhoud.