Thema 3 Flashcards

1
Q

Wat is de atmosfeer?

A

Gassenomhulsel rond de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Functie atmosfeer

A
  • Lucht in de atmosfeer -> ademhaling
  • voorkomt externe temperatuurverschillen
  • bescherming tegen straling
  • bescherming tegen meteorieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Uit wat bestaat onze atmosfeer?

A

Voornamelijk N2 en O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een pause?

A

Een overgangszone waar de temperatuurcurve omkeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Verschillende verdelingen van de atmosfeer

A

Troposfeer
Tropopause
Stratosfeer
Stratopause
Mesosfeer
Mesopause
Thermosfeer
Thermopauze
Exosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Troposfeer

A

O-11/12/9 km (ons, polen, evenaar)
15 tot -55 graden

Luchtdruk neemt snel af (naarmate je hoger gaat)
80 procent van alle lucht
Weersfeer( enkel hier zijn weersverschijnselen)
- lucht wordt ijler hoe hoger (dichtheid neemt af)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Stratosfeer

A

11-50 km
-55 tot 0 graden
- horizontale lucht bewegingen (vliegtuigen)
- ozonlaag op 23km, absorptie UV-licht, T stijgt door absorptie
- stablieler en heel droog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Mesosfeer

A

50-80 km
0 tot -85 graden
- geen absorptie van zonne-energie dus lagere temperatuur
- verbranding van meteoren
- poollicht (aurora borealis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Thermosfeer

A

80 tot 350 km
-85 tot 1000 graden
Gassen absorberen schadelijke zonnestralen, dus hoge temperaturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Exosfeer

A

350 tot 800/100 Km
Van 1000 graden naar -270 graden
-De overgang naar de ruimte, gekenmerkt door een zeer kleine dichtheid (lichte moleculen ontsnappen naar de ruimte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Noorderlicht

A

Aurora Borealis
Licht verschijnsel veroorzaakt door de reacties van zonnedeeltjes met ionen uit de ionosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Gevolgen gat ozonlaag

A

Meer UV straling op aarde, slecht voor gezondheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Instraling

A

de zon zendt kortgolvige zonnestralen uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitstraling

A

Deze worden door de aarde en de atmosfeer omgezet naar langgolvige aardstralen. Zo verwarmt de aarde de troposfeer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Warmtebalans

A

Evenwicht tussen in- en uitstraling zonder menselijke inmenging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het natuurljk broeikaseffect?

A

Gassen weerkaatsen langgolvige stralen terug naar de aarde

17
Q

Wat is het versterkt broeikaseffect?

A

De mens die te veel gassen toevoegen, dus meer weerkaatsing

18
Q

Albedo

A

Totale reflectie door de atmosfeer, de wolken, stof en aardopp.
30 procent

19
Q

Absorptie

A

Totale absorptie van zonnestralen in de atmosfeer en de wolken

20
Q

Isolatie

A

Totale absorptie van zonnestralen door aardopp.

21
Q

Conventie

A

Opstijgende waarmee lucht

22
Q

Evaporate

A

Afgeven van warmte door verdamping

23
Q

Uitstraling

A

Afgifte van warmte aarde aan ruimte door convectie, evaporatie en rechtstreekse uitstraling.

24
Q

Isothermen

A

Lijnen met gelijke temp

25
Q

Invloed Golfstroom op temp

A

Warmere Golfstroom zorgt voor warmere temp. Water waardoor de lucht opwarmt

26
Q

Luchtdruk

A

Gewicht van een kolom lucht dat drukt op 1cm2 van het aardopp.

27
Q

Isobaren

A

Lijnen die plaatsen met gelijke druk verbinden

28
Q

Wind

A

Verplaatsing van lucht over aardopp. Van hoge naar lage druk? Windrichting is de richting waaruit de lucht komt.

29
Q

Lage en hoge drukgebieden

A

L= depressie/cycloon/minimum
H= anticyloon/maximum
VLB= stijgt/daalt
L+ convergeren (naar centrum)
H= divergeren (uit centrum)

30
Q

ITCZ

A

Intertropische convergentie zone
NO en ZO-passaten komen samen en veroorzaken veel neerslag
Verbonden aan evenaar, loodrechte zonnestand en verschuift dus ieder seizoen

31
Q

Factoren temperatuur

A

Windrichting
Loofbos
Zee stroom
Bodem
Hoogteligging
Bewolking
Continentale ligging