Thema 3 Flashcards
(66 cards)
1
Q
Alles
A
Everything
2
Q
Beterschap
A
Get well soon
3
Q
Bezig
A
Doing well
4
Q
De broer
A
The brother
5
Q
Daar
A
There
6
Q
Druk
A
Busy
7
Q
Een beetje
A
A little bit
8
Q
Eindelijk
A
Finally
9
Q
De groeten
A
The greeting
10
Q
Lekker
A
Nice
11
Q
Lopen
A
To walk
12
Q
De moeder
A
The mother
13
Q
Morgen
A
Tomorrow
14
Q
Steeds
A
Still
15
Q
Vervelend
A
Unpleasant
16
Q
Het weer
A
The weather
17
Q
Worden
A
To become
18
Q
Ziek
A
ill
19
Q
De zon
A
Sun
20
Q
De zus
A
Sister
21
Q
Het bezoek
A
The visit
22
Q
Binnenkomen
A
Come inside
23
Q
Drinken
A
To drink
24
Q
Eruitzien
A
To look
25
Geven
To live
26
Horen
To hear
27
Huilen
To cry
28
De jas
The jacket
29
De jongen
The boy
30
Lachen
To laugh
31
Lief
Sweet
32
Moe
Tired
33
Zelf
Self
34
Zitten
To sit
35
Begrijpen
To understand
36
Bellen
To call
37
Het bier
The beer
38
Blijven
To stay
39
Blij
Happy
40
Echt
Really
41
Genoeg
Enough
42
Gezellig
Nice
43
Heel
Whole
44
De keer
The occasion
45
Het lawaai
The noise
46
Rustig
Quiet
47
Uitnodiging
To invite
48
Weg
Away
49
Weer
Again
50
Afgesproken
It is a deal
51
Afspraak
Appointment
52
Baan, de
The job
53
Het bedricht
The message
54
Feliciteren
To congratulate
55
Gauw
Soon
56
Gefeliciteerd
Congratulations
57
Geleden
Ago
58
Jarig
Birthday
59
Klinken
Sound
60
Krijgen
To receive
61
Misschien
Maybe
62
Net
Just
63
Het succes
Succes
64
De uitnodiging
Invitation
65
De verjaardag
The birthday
66
Zeker
Definitely
