Thema 3 Trillingen en golven Flashcards

(35 cards)

1
Q

Periodieke beweging

A

Bewegingen die zich herhalen met een vast ritme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Cyclus

A

Eén beweging die telkens op een identieke manier wordt herhaald

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Periode

A

Tijdsduur van één cyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Frequentie

A

Aantal cycli per seconde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Trilling

A

Een heen en weer beweging van een punt op een lijn door een evenwichtspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mechanische trillingen

A

Trillende punten of deeltjes van materie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uitwijking

A

De positie van het trillende punt t.o.v. het evenwichtspunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Amplitude

A

De maximale uitwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Demping

A

Een afname van de amplitude als gevolg van energieverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ongedempte trilling

A

Een trilling waarbij de amplitude constant blijft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Gedempte trilling

A

Een trilling waarbij de amplitude afneemt in functie van de tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Geluidsbron

A

Het voorwerp dat trilt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Toon

A

Een geluid met een constante frequentie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Toonhoogte

A

Een maat voor hoe hoog een toon klinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Toonsterkte

A

Een maat voor hoe luid een toon klinkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Infrasone geluiden

A

Tonen met een frequentie lager dan 16 Hz

17
Q

Ultrasone geluiden

A

Tonen met een frequentie hoger dan 20.000 Hz

18
Q

Klankkleur/timbre

A

Het verschil in klank bij dezelfde frequentie tussen verschillende geluidsbronnen

19
Q

Vrije trilling

A

= Eigentrilling: Een systeem trilt vanzelf na eenmalige verstoring zonder externe krachten

20
Q

Eigenfrequentie

A

De eigen, natuurlijke frequentie van een systeem

21
Q

Gedwongen trilling

A

Een trilling als gevolg van een uitwendige kracht die zelf ook een frequentie heeft

22
Q

Resonantie

A

Een gedwongen trilling met een hele grote amplitude die ontstaat als de frequentie van de gedwongen trilling gelijk is aan de eigenfrequentie van het trillende systeem

23
Q

Resonantiefrequentie

A

De frequentie van de gedwongen trilling waarbij de amplitude van de trilling maximaal wordt

24
Q

Harmonische trilling

A

Een trilling waarvan de uitwijking in functie van de tijd een sinusfunctie is

25
Harmonische oscillator
Punt/systeem dat de harmonische trilling uitvoert
26
Onafhankelijkheidsprincipe
Als een punt onderhevig is aan meerdere punten, dan heeft de ene trilling geen invloed op de andere
27
In fase
Twee trillingen hebben dezelfde frequentie en hun uitwijking y heeft op elk tijdstip t hetzelfde teken
28
Positieve/constructieve interferentie
Het fenomeen waarbij twee trillingen in fase elkaar versterken
29
Tegenfase
Twee trillingen hebben dezelfde frequentie en hun uitwijking y heeft op elk tijdstip t een tegengesteld teken
30
Negatieve/destructieve interferentie
Het fenomeen waarbij de samenstelling van twee trillingen in tegenfase resulteert in een gedeeltelijke/volledige uitdoving
31
Zweving
Trilling waarvan de amplitude periodiek aanzwelt en afneemt
32
Grondfrequentie
De laagste frequentie
33
Fourieranalyse
Het terugvinden van de oorspronkelijke harmonische functie
34
Niet-harmonische trilling
Een samengestelde trilling van harmonische trillingen met frequenties die gehele veelvouden zijn van f
35
Synchronisatie
Objecten die trillen bij dezelfde eigenfrequentie passen hun bewegingen aan elkaar aan