Thema 4 Flashcards
(59 cards)
1
Q
Check
A
Controleren
2
Q
Company
A
Gezelschap
3
Q
Confident
A
Zelfverzekerd
4
Q
Except
A
Behalve
5
Q
Insecure
A
Onzeker
6
Q
Noise
A
Lawaai
7
Q
Perform
A
Optreden
8
Q
Reason
A
Reden
9
Q
Show off
A
Opscheppen
10
Q
Activity
A
Bezigheid
11
Q
Apple for
A
Solliciteren naar
12
Q
Enjoyable
A
Plezierig
13
Q
Hire
A
Aannemen
14
Q
Interest
A
Interesse
15
Q
Job interview
A
Sollicitatiegesprek
16
Q
Part-time job
A
Bijbaan
17
Q
Passionate about
A
Gepassioneerd over
18
Q
Pay
A
Loon
19
Q
Spare time
A
Vrije tijd
20
Q
Spend time on
A
Tijd besteden aan
21
Q
Stack shelves
A
Vakken vullen
22
Q
Attend
A
Bijwonen
23
Q
Beat
A
Beter zijn dan
24
Q
Definitely
A
Absoluut
25
Devote to
Wijden aan
26
Direct
Leiden
27
Encourage
Aanmoedigen
28
Organise
Ordenen
29
Otherwisr
Anders
30
Somewhat
Een beetje
31
Whether
Of
32
Along
Langs
33
Something
Iets
34
Advise
Adviseren
35
Awake
Wakker
36
Blame
De schuld geven
37
Circumstances
Omstandigheden
38
Communication
Communicatie
39
Complaint
Klacht
40
Convinced
Overtuigd
41
Necessary
Nodig
42
Rough
Ruw
43
Solution
Oplossing
44
Suit
Passen bij
45
Admit
Toelaten
46
Dull
Saai
47
Earn
Verdienen
48
Following
Aanhang
49
Fully
Volledig
50
Knock
Kloppen
51
Knowledge
Kennis
52
Member
Lid
53
Run
Leiden
54
Staff
Personeel
55
Order
Besteling
56
Save
Sparen
57
Be an all-rounder.
Een alleskunner zijn
58
Money talks
Geld regeert
59
Put your heart and soul into something
Je hele ziel en zaligheid in iets stoppen