Thema 4 Flashcards
(174 cards)
Beseffen ( ik besef dat ik ouder word. Ik heb een bril nodig om te lezen)
متوجه شدن
Het biljet ( ik heb een biljet van €50 in mijn portemonnee)
اسکناس
De erfenis ( de familieleden krijgen allemaal een deel van de erfenis)
میراث
De gebeurtenis ( de geboorte van een kind is een bijzondere gebeurtenis)
رویداد
De gracht (in de zomer varen veel boten op de grachten in Amsterdam)
کانال
Inmiddels (ik volg een cursus een inmiddels spreek ik goed Nederland)
در حال حاضر- تا این لحظه
Opnemen (ik heb €100 opgenomen bij de geldautomaat )
پول گرفتن
Overvallen ( twee mannen met wapens hebben de bank overvallen)
حمله کردن-حمله غافلگیرانه کردن
Balen (van) (ahmet heeft zijn rijexamen niet gehaald. Hij baalt ontzettend)
نا امید کننده-ناراحت کننده
Het bureau ( Els werkt op een politiebureau)
میز کار
De envelop (de belastingdienst verstuurt brieven in een blauwe envelop)
پاکت نامه
Goedkomen (maak je geen zorgen. Alles komt goed)
خوب خواهد بود
Hartstikke ( ik ben hartstikke bij met mijn nieuwe fiets)
بسیار-خیلی
Kwijtraken (ik ben mijn handschoenen in de trein kwijtgeraakt)
از دست دادن
Overmaken (het geld kunt u overmaken naar dit rekeningnummer)
حواله کردن-واریز کردن پول
Noteren (u kunt op dit formulier uw gegevens noteren)
وارد کردن
Pech hebben (tim heeft pech vandaag, hij heeft de bus en de trein gemist en zijn koffie is op de grond gevallen)
بد شانسی
Zich schuldig voelen (ik voel me schuldig als een fout maak op mijn werk)
احساس گناه کردن
De rente (je moet rente betalen als je geld leent)
سود دادن
Verbaasd (ik ben verbaasd dat het al zo laat is. We moeten snel naar huis)
متعجب
Zielig (zijn huisdier is overleden.oh wat zielig voor hem)
تاسف بار-غم انگیز
Afbetalen
پرداخت کردن
Afbetaling
بدهی
Termijnen
اقساطی