Thema 4&5&6 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Wat is het doel van het DSM?

A

Het is een handboek en hulpmiddel bij het vaststellen van psychiatrische aandoeningen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie mag een psychiatrische aandoening vaststellen?

A

Een psychiater.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de symptomen van een depressieve stoornis?

A
  • Sombere stemming
  • Verminderde interesse of plezier in activiteiten
  • Gewichtsafname of sterk toegenomen eetlust
  • Slapeloosheid of juist heel veel slapen
  • Lichamelijk onrust of juist traag bewegen
  • Vermoeidheid
  • Gevoelens van waardeloosheid of buitensporige schuldgevoelens
  • Verminderde concentratie en besluiteloosheid
  • Gedachten aan de dood en/of zelfmoord
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de oorzaken van een depressieve stoornis?

A
  • Biologische factoren
  • Sociale factoren
  • Psychische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een interventie?

A

Een aanpak of ingreep.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de aanbevolen behandeling voor ernstige depressie?

A

Doorverwijzen naar een psycholoog via de huisarts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de belangrijkste therapie voor mensen met een depressieve stoornis?

A

Cognitieve gedragstherapie (CGT).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kenmerkt een bipolaire stoornis type 1?

A

Periodes van heftige en extreme stemmingsschommelingen tussen manie en depressie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de kenmerken van een manie?

A
  • Langdurige periode van extreem gedrag
  • Variërend van onschuldige acties tot gevaarlijk gedrag
  • Verhoogd risico op ongelukken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de risicofactoren voor een bipolaire stoornis?

A
  • Gedragsveranderingen
  • Stoppen met medicatie
  • Betrekken van naasten voor een steunsysteem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vijf bekendste angststoornissen?

A
  • Agorafobie
  • Specifieke fobie
  • Sociale angststoornis
  • Paniekstoornis
  • Gegeneraliseerde angststoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is agorafobie?

A

Moeite om alleen buiten te zijn of zich in een open ruimte te bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de interventie bij angststoornissen?

A

Cognitieve gedragstherapie om negatieve gedragspatronen door te breken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de gevolgen van overmatig alcoholgebruik?

A
  • Baan of relatie kwijtraken
  • Zichzelf isoleren
  • Leverproblemen
  • Depressie
  • Vergrote kans op kanker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn voorbeelden van verslaving aan handelingen?

A
  • Gamen
  • Gokken
  • Seksverslaving
  • Eetverslaving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen geestelijke en lichamelijke verslaving?

A
  • Geestelijke verslaving: mentale afhankelijkheid
  • Lichamelijke verslaving: lichaam protesteert bij stoppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is PTSS?

A

Een aandoening die ontstaat na schokkende gebeurtenissen met langdurige invloed op psychisch welbevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de symptomen van PTSS?

A
  • Terugkeer van schokkende gebeurtenis
  • Overmatig prikkelbaar
  • Moeite met slapen en concentreren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat zijn de behandelingen voor PTSS?

A
  • EMDR
  • Exposure therapie
  • Imaginaire rescripting
  • CGT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn tips voor een sociaal werker bij het begeleiden van iemand met een schokkende gebeurtenis?

A
  • Neem de tijd om het trauma te verwerken
  • Praat met mensen over de gebeurtenis
  • Doe dingen die je leuk vond voor het trauma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de kenmerken van persoonlijkheidsstoornissen?

A

Intense angst voor afwijzing en verdriet bij afscheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn enkele manieren om trauma te verwerken?

A

Schrijven over het trauma, praten met anderen, hobby’s oppakken, sporten, en sociale contacten onderhouden.

Een gezond lichaam draagt bij aan herstel; vermijd alcohol en drugs, eet gezond, en houd een normaal dag- en nachtritme aan.

23
Q

Wat zijn symptomen van cluster A persoonlijkheidsstoornissen?

A

Vreemd en excentriek gedrag, angstig en achterdochtig.

Voorbeelden zijn paranoïde, schizoïde en schizo typische persoonlijkheidsstoornis.

24
Q

Wat kenmerkt de schizoïde persoonlijkheidsstoornis?

A

Een gebrek aan interesse in sociale contacten.

Mensen met deze stoornis zijn vaak teruggetrokken.

25
Wat zijn symptomen van cluster B persoonlijkheidsstoornissen?
Impulsiviteit en moeite met emotionele regulatie. ## Footnote Voorbeelden zijn borderline, antisociale, histrionische en narcistische persoonlijkheidsstoornis.
26
Wat zijn kenmerken van borderline persoonlijkheidsstoornis?
Moeite met emotionele beheersing, angst voor verlating, en een verstoord zelfbeeld. ## Footnote Personen kunnen sterk wisselende interesses en impulsief gedrag vertonen.
27
Wat zijn symptomen van cluster C persoonlijkheidsstoornissen?
Angstig, nerveus en gespannen gedrag. ## Footnote Voorbeelden zijn vermijdende, afhankelijke en dwangmatige persoonlijkheidsstoornis.
28
Wat is schematherapie?
Een therapie waarbij samen met een psycholoog wordt onderzocht hoe gedragspatronen zijn ontstaan in de jeugd.
29
Wat zijn de kenmerken van schizofrenie?
Langdurige kwetsbaarheid voor psychoses, wanen, hallucinaties en verwarde spraak. ## Footnote Gedesorganiseerd of catatoon gedrag kan ook voorkomen.
30
Wat zijn de bijwerkingen van antipsychotica?
Overmatig speekselvorming, spierkrampen, bewegingsonrust, en minder zin in seks. ## Footnote Soms kan opname in de geestelijke gezondheidszorg nodig zijn.
31
Wat zijn de kenmerken van ASS (autisme)?
Langdurige moeilijkheden in sociale interactie en het begrijpen van sociale verwachtingen. ## Footnote Mensen met ASS hebben vaak starre gedragspatronen.
32
Hoe wordt ADHD ingedeeld?
In drie subtypes: ADHD-I (onoplettendheid), ADHD-H (hyperactiviteit en impulsiviteit), en ADHD-C (gecombineerd).
33
Wat zijn symptomen van anorexia nervosa?
Lichaamsgewicht onder het minimale gewicht, angst om aan te komen, en een verstoord zelfbeeld. ## Footnote Lichamelijke klachten kunnen ook optreden, zoals haaruitval en lusteloosheid.
34
Wat zijn de kenmerken van boulimia nervosa?
Eetbuien, compensatiegedrag, en invloed van lichaamsvorm op zelfbeeld. ## Footnote Lichamelijke klachten zoals schade aan het gebit kunnen ook voorkomen.
35
Wat zijn voorbeelden van dwanggedachten?
Angst voor besmetting, ernstige gevolgen van fouten, en gedachten om iemand iets aan te doen.
36
Wat zijn symptomen van gedragsproblemen?
Storend gedrag, prikkelbaar en driftig gedrag, en antisociaal gedrag. ## Footnote Dit kan leiden tot gedragsstoornissen zoals Conduct Disorder (CD) en Oppositional Defiant Disorder (ODD).
37
Wat zijn signalen van zelfbeschadiging?
Terugtrekken, emotionele uitbarstingen, en littekens van snij- en brandwonden.
38
Wat is het doel van ambulante hulpverlening?
Ondersteuning van mensen met psychiatrische aandoeningen in hun eigen omgeving door professionals.
39
Wat houdt klinische behandeling in?
Verblijf in een ggz-instelling voor behandeling, meestal als iemand gevaar loopt voor zichzelf of anderen.
40
Wat zijn de fasen van gedragsverandering volgens de cirkel van gedragsverandering?
Voorbeschouwing, overpeinzing, beslissing, actief veranderen, en bestendiging.
41
Wat wordt er bedoeld met agogiek?
Mensen worden begeleidt en ondersteund bij hun ontwikkeling ## Footnote Agogiek is een term die wordt gebruikt in de sociale en pedagogische hulpverlening.
42
Welke fasen zijn er in de cirkel van gedragsverandering?
* Voorbeschouwing * Overpeinzing * Beslissing * Actief veranderen * Bestendiging * Terugval ## Footnote Deze fasen beschrijven het proces dat iemand doorloopt om daadwerkelijk gedrag te veranderen.
43
Wat is de methodische cyclus?
Een soort handleiding of stappenplan om een bepaald doel te bereiken ## Footnote De methodische cyclus is een belangrijk onderdeel in de hulpverlening.
44
Noem de stappen van de methodische cyclus.
* Informatie verzamelen * Vaststellen behoefte en problemen * Doelen formuleren * Plan maken * Uitvoeren * Evalueren ## Footnote Deze stappen helpen bij het systematisch werken aan hulpvragen.
45
Wat is empowerment?
Gericht op dat mensen met verschillende problemen hun eigen kracht vinden ## Footnote Empowerment helpt cliënten om zelfregie te krijgen over hun leven.
46
Wat houdt de SMART-methode in bij het formuleren van doelen?
* Specifiek * Meetbaar * Acceptabel * Realistisch * Tijdgebonden ## Footnote De SMART-methode zorgt ervoor dat doelen haalbaar en duidelijk zijn.
47
Wat zijn de zes krachtprincipes in krachtwerk?
* Cliënten hebben het vermogen te herstellen * Focus op individuele krachten * De cliënt heeft de regie over de begeleiding * De werkrelatie is primair en essentieel * Werken in de natuurlijke omgeving * De samenleving als hulpbron ## Footnote Deze principes zijn belangrijk voor het versterken van de eigen kracht van cliënten.
48
Wat zijn de kenmerken van de presentiebenadering?
* Aanwezig zijn voor de ander * Echt contact maken * De ander accepteren zoals hij of zij is * Niet oordelen en respect tonen * Samen naar oplossingen zoeken ## Footnote Deze benadering bevordert het vertrouwen en de zelfredzaamheid van de cliënt.
49
Wat zijn de vier fases van motiverende gespreksvoering?
* Engageren * Focussen * Ontlokken * Plannen ## Footnote Deze fases helpen om de motivatie van cliënten te versterken en hen te begeleiden naar verandering.
50
Wat zijn de verschillende vormen van agressie?
* Verbale agressie * Psychische agressie * Fysieke agressie ## Footnote Het is belangrijk om deze vormen van agressie te herkennen in de sociale hulpverlening.
51
Wat is de missie van sociaal werk?
Het bevorderen van het sociaal functioneren van de hulpvrager ## Footnote De missie houdt rekening met individuele verschillen en diversiteit.
52
Wat zijn de vijf kernwaarden van de beroepscode?
* Respect voor menselijke waardigheid * Betrokkenheid en bereidheid * Sociale rechtvaardigheid * Deskundigheid en zorgvuldigheid * Betrouwbaarheid en integriteit ## Footnote Deze kernwaarden vormen de basis voor ethisch handelen in sociaal werk.
53
Wat houdt kwaliteitszorg in binnen sociaal werk?
Zorg dragen dat de kwaliteit binnen een organisatie aan een bepaalde standaard voldoet ## Footnote Kwaliteitszorg is essentieel voor het verbeteren van de ondersteuning aan hulpvragers.
54
Invullen: De zes dimensies van positieve gezondheid zijn _______.
[Lichaamsfunctie, Mentaal welbevinden, Zingeving, Kwaliteit van leven, Meedoen, Dagelijks functioneren] ## Footnote Deze dimensies helpen bij een holistische benadering van gezondheid.