Thema 6: Herkenning van antigeen door T-lymfocyten Flashcards
(36 cards)
- Het belang van T-cel receptoren (TCR) voor de functie van het adaptieve immuunsysteem uitleggen.
- Dendritische cellen fagocyteren en degraderen een pathogeen.
- Pathogene eiwitten geknipt tot eiwitfragmenten (antigeen peptide)
- Dendritische cellen presenteren een anitgeen peptide in MHC molecuul
- Een T-cel receptor (TCR) bindt MHC + antigeen peptide
- De overeenkomsten én verschillen tussen de TCR en BCR/antilichamen toelichten.
- Verschillen:
- De TCR bindt een antigeen peptide fragment gebonden in de groeve van een MCH molecuul + enkele aminozuren van de groeve van het MCH eiwitmolecuul.
- De overeenkomsten én verschillen tussen de TCR en BCR/antilichamen toelichten.
- Overeenkomst
- TCR lijkt qua opbouw op een Fab-fragment van een BCR of Ab
- De opbouw van het T-cel receptor complex beschrijven en aangeven welke twee typen TCR men onderscheid.
- T-lymfocyten binden antigeen via een uniek hypervariabel antigeen bindend domein. De antigeen binding site wordt gevormd door:
o Het hypervariabele deel van het variabele domein van de T-cell receptor α keten
o Het hypervariabele deel van het variabele domein van de T-cell receptor β keten
- CD3
complex van 4 verschillende polypeptide
o Bovenop het hypervariabele deel van de β & α ketens zitten CDR loops
CDR
complementarity determining region
o Unieke hypervariabele delen van de TCR
o Behoort tot de V e β & α ketens
o Bindt met het antigeen in de MHC groeve
- Uitleggen welke processen betrokken zijn bij het ontstaan van variabiliteit in de TCR en het belang hiervan aangeven.
- TCR variatie komt in stand door gen recombinatie volgens hetzelfde principe als de vorming van het BCR.
- VDJ- en VJ recombinatie zorgt voor diversiteit.
- Ze vormen samen een unieke Ag bindend TCR-domein
o V gen
segmenten coderen voor variabele domeinen
o J gen
segmenten coderen voor joining domeinen
o D gen
segmenten coderen voor diversity domeinen
o C gen
segment coderen voor constante domeinen van de e β & α ketens.
- Het basisprincipe van antigeen presentatie beschrijven.
- In een lymfoide orgaan; wanneer een T-cel gebonden zit aan een dendritische cel kan een TCR wel Ag/MHC II op een APC herkennen en wordt de T-cel geactiveerd, hij deelt dan een differentieert tot een effector T-lymfocyt.
- Wanneer een T-cel niet gebonden zit aan een dendritische cel kan een TCR geen Ag/MHC II op een APC herkennen, de T-cel wordt niet geactiveerd en gaat via lymfevaten weer circuleren.
- Antigeen presenterende cellen activeren adaptieve immuunsysteem. Als een APC een pathogeen heeft herkent en gefagocyteerd, migreert hij naar de dichtbijzijnde lymfeknoop
- Terwijl dit gebeurt wordt een immature APC en mature APC.
- De functie van een immature APC
APC is het binden en fagocyteren van een pathogeen.
- De functie van een mature APC
is het antigeen presenteren, verder heeft deze meer MCH II moleculen, meer hechtings moleculen, kan cytokinen produceren en heeft minder receptoren voor antigeen binding.
- Aangeven hoe antigeen presenterende cellen in staat zijn om pathogenen te herkennen en te fagocyteren.
- Antigeen herkenning door T-lymfocyten
o T-lymfocyt heeft een unieke T-cel receptor (TCR_
o TCR bindt antigeenpeptide = eiwitfragment van gedenatureerd antigeen
o Antigeenpeptide zit in MHC-molecuul op APC (antigeen presenterende cel)
o TCR bindt antigeenpeptide én MHC-molecuul
- Het proces van antigeen presentatie via MHC I en MHC II beschrijven en aangeven welke route bedoeld is voor het presenteren van extracellulaire en endogene/intracellulaire peptiden.
- Cytotoxische t-lymfocyten (Tc-cellen) herkennen MHC I moleculen, beladen met antigeenpeptiden afkomstig van intracellulaire pathogenen.
- De antigeenpeptiden in de MHC I presentatie zijn eiwitten die in de cel worden gemaakt en niet meer nodig zijn of zijn vreemde eiwitten die in de cel worden gemaakt, door bv. Een virus.
- Deze eiwitten worden afgebroken door het proteasoom (is een groot eiwitcomplex dat als belangrijkste functie heeft andere eiwitten, die overbodig of beschadigd zijn, af te breken), via TAP (kanaaltje) worden deze peptiden fragmenten naar het ER getransporteerd.
- Daar worden geladen op het MHC I molecuul, om vervolgens via een lysosoom naar het celoppervlak getransporteerd te worden.
- Een MHC I wordt in het ER samengesteld en beladen met behulp van eiwitten van het peptide belandingscomplex.
- Helper T-lymfocyten (Th-cellen) herkenne MHC II moleculen, beladen met antigeenpeptiden afkomstig van extracellulaire pathogenen die zijn gefagocyteerd door fagocyten.
- De antigeenpeptiden in de MHC II presentatie zijn eiwitten die vanuit het extracellulaire milieu zijn opgenomen via endocytose/pinocytose (het proces waabij de cel stoffen opneemt die door de celmembraan werden ingesloten) of zijn complexe antigenen en extracellulaire micro-organisme openomen via fagocytose.
- In de fagocyt vindt er in de fagolysosoom/endosoom doding en afbraak plaats, die fagolysosoom fuseer met de vesicle waar de MHC II zich bevindt (die van het ER komt), daar worden de peptiden beladen op het MHC II.
- De structuur en functie van MHC moleculen beschrijven.
- MHC-I:
op alle kernhoudende cellen
- De structuur en functie van MHC moleculen beschrijven.
- MHC-II:
op alle kernhoudende cellen die antigeen kunnen presenteren. Alleen antigeen presenterenede cellen (APC) hebben MHC type I en type II op het celoppervlak. Alle andere cellen het lichaam hebben enkel MHC type I moleculen op het celoppervlak.
- Aangeven welke MHC moleculen betrokken zijn bij het presenteren van intra- en extracellulaire antigenen en uitleggen aan welk type T-cel zij dat doen.
- MHC II (celoppervlak APC) presenteert extracellulaire antigenen aan een CD4 T-cell (helper T-lymfocyt), met een alfa- en beta-keten TCR.
- MHC I (celoppervlak target cell) presenteerd intracellulair antigenen aan een CD8 T-cell (cytotoxische T-lymfocyt), met een alfa- en beta-keten.
- Het begrip kruispresentatie uitleggen.
- De exacte moleculaire route van kruispresentatie is nog niet geheel bekend.
- Kruispresentatie treed op wanneer virussen alleen bepaalde weefselcellen infecteren en geen APC’s.
- Om toch een goede Tc-reactie te krijgen, kunnen dendritische cellen ook kruispresenteren van MHC-I als ze een extracellulair Ag via fagocytose hebben opgenomen.
- Een APC, zoals een dendritische cel, kan dus een gefagocyteerd viral antigeen presenteren via zowel de MHC- I als de MHC-II route. Dit is atypisch; een antigeen dat via fagocytose wordt opgenomen, wordt normaal alleen gepresenteerd via de MHC-II route.
- Na fagocytose van virusdeeltes en afbraak tot virale peptides worden de peptides vanuit het fagolysosoom overgebracht naar het cytosol waar ze verder worden verwerkt door het proteasoom om zo de MHC-I route in te gaan.
- Op die manier kunnen via niet geinfecteerde APC’s dus toch Tc-cellen gewaarschuwd worden.
- Aangeven wat de belangrijkste humane genen zijn die voor het HLA coderen.
- De organisatie van het MHC gen (HLA) gebeurt op chromosom 6.
- Elk individu heeft een unieke set MHC moleculen. Iedere cel bevat met een celkern (dus ook APC’s) MHC I moleculen, elk individu heeft 6 verschillende MHC I moleculen (set van vader en moeder)
- Iedere APC heeft MHC II moleculen, ook hier heeft iedere individu er 6 van (set van vader en moeder).
- Alfa-keten komt van de vader en beta-keten komt van de moeder)
- Het laden van antigeen peptiden op een MHC-I of MHC-II molecuul beschrijven.
- De eigenschappen van een peptide die bindt aan de groeve van MHC I is een korte peptide (7-11 aminozuren), wordt volledig opgesloten in de groeve en bindt alleen aan de uiteinde van de groeve via waterstofbruggen.
- De eigenschappen van een peptide die bindt aan de groeven van MHC II is een langere peptide (13-18 aminozuren), wordt niet compleet opgesloten door de groeve (door lente) en bindt op meerdere plekken in de groeve via waterstofbruggen.
- Herkomst antigeenpeptide in MHC II presentatie:
- Eiwitten die vanuit het extracellulaire milieu zijn opgenomen via endocytose/pinocytose
- Complexe antigenen en extracellulaire micro-organisme opgenomen via fagocytose.
- B-cellen herkennen Ag met BCR en internaliseren dit actief via receptor-gemedieerde endocytose.
- Doding en afbraak in fagolysosoom/endosoom
- Peptide worden geladen op MHC-II
- Alleen APC (antigeen presenterende cellen hebben MHC II)
- Vergelijk met behulp van figuur 5.1 de TCR met een BCR/antilichaam. Noem de overeenkomsten en verschillen.
- Overeenkomsten: BCR en TCR hebben beide variabele en constante domeinen, een Ag-bindend domein en een transmembraan domein waarmee ze verankerd zitten in de plasmamembraan.
- Verschillen: BCR bestaat uit twee identieke zware en lichte ketens. TCR is een afla/beta of gamma/delta heterodimeer.