Themawoorden 3 Flashcards

(36 cards)

1
Q

Glimlach

A

Lachen zonder je mond open te doen en geluid te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Schateren

A

Hard en vrolijk lachen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het uitgieren

A

Heel hard lachen met veel lawaai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Opgelucht

A

Als je niet meer zenuwachtig bent of bang bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Benauwd

A

Angstig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Organiseren

A

Regelen, zorgen dat iets gebeurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

De wandeltocht

A

Een organiseerden wandeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Acuut

A

Direct, onmiddellijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Klokslag

A

Precies op een bepaalde tijd, het gebeurde precies op 12 uur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoewel

A

Dit wordt geeft een tegenstelling aan: hoewel het regende, ging de wedstrijd door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het geheimen wapen

A

Een ding waarmee je een probleem kunt oplossen, je gebruikt het onverwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het valt vies tegen

A

Iets is veel minder leuk of mooi dan je had verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De stemming

A

Hoe iedereen zich voelt . Als iedereen vrolijk is, hangt er een goede stemming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uitgelaten

A

Heel blij zijn, je laat dat merken met geluid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Droevig

A

Verdrietig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bezorgd

A

Bang zijn dat er iets fout gaat

17
Q

Attractie

A

Iets leuks wat je kunt doen of zien, bijvoorbeeld in een pretpark

18
Q

De wildwaterbaan

A

Een attractie waarbij je met een bootje over wild stromend water vaart

19
Q

De Achtbaan

A

Een attractie waarbij je met een treintje over de rails rijdt. De rails gaan omlaag of omhoog, of ze maken gekke bochten

20
Q

De zweefmolen

A

Een attractie waarbij je snel ronddraait. De stoeltjes van een aantal, waardoor je gaat twijfelen als de molen gaat draaien

21
Q

De excursie

A

Een Uitstapje waarbij je iets leert

22
Q

Afzetten

A

Als iets is afgezet, dan kun je er niet langs, de toegang is afgesloten

23
Q

In de fik staan

A

In de brandstapel

24
Q

Inmiddels

A

In de tussentijd

25
De paspoort
Een bewijs waarop staat wie je bent, hoe je eruit ziet en waar je vandaan komt. Je neemt je paspoort altijd mee naar het buitenland
26
De douane
Grenspolitie die controleert of mensen of spullen het land in of uit mogen
27
De controle
Kijken of iets in orde is
28
Slenteren
Langzaam lopen
29
Kuieren
Lopen
30
Doorstappen
Snel lopen
31
De reisleider
Iemand die mee reist met een groep mensen op vakantie en alles voor ze regelt
32
Diverse
Verschillende
33
Het standbeeld
Een beeld van een persoon. Iemand kan een standbeeld krijgen als hij of zij iets bijzonders heeft gedaan
34
Je kijkt je ogen uit
Als je je ogen uitkijkt, dan is er van alles te zien
35
Voldaan
tevreden
36
De hoogste tijd
Als het de hoogste tijd is, is het echt tijd om iets te gaan doen