Themawoorden 3 Flashcards
(36 cards)
Glimlach
Lachen zonder je mond open te doen en geluid te maken
Schateren
Hard en vrolijk lachen
Het uitgieren
Heel hard lachen met veel lawaai
Opgelucht
Als je niet meer zenuwachtig bent of bang bent
Benauwd
Angstig
Organiseren
Regelen, zorgen dat iets gebeurd
De wandeltocht
Een organiseerden wandeling
Acuut
Direct, onmiddellijk
Klokslag
Precies op een bepaalde tijd, het gebeurde precies op 12 uur
Hoewel
Dit wordt geeft een tegenstelling aan: hoewel het regende, ging de wedstrijd door
Het geheimen wapen
Een ding waarmee je een probleem kunt oplossen, je gebruikt het onverwacht
Het valt vies tegen
Iets is veel minder leuk of mooi dan je had verwacht
De stemming
Hoe iedereen zich voelt . Als iedereen vrolijk is, hangt er een goede stemming
Uitgelaten
Heel blij zijn, je laat dat merken met geluid
Droevig
Verdrietig
Bezorgd
Bang zijn dat er iets fout gaat
Attractie
Iets leuks wat je kunt doen of zien, bijvoorbeeld in een pretpark
De wildwaterbaan
Een attractie waarbij je met een bootje over wild stromend water vaart
De Achtbaan
Een attractie waarbij je met een treintje over de rails rijdt. De rails gaan omlaag of omhoog, of ze maken gekke bochten
De zweefmolen
Een attractie waarbij je snel ronddraait. De stoeltjes van een aantal, waardoor je gaat twijfelen als de molen gaat draaien
De excursie
Een Uitstapje waarbij je iets leert
Afzetten
Als iets is afgezet, dan kun je er niet langs, de toegang is afgesloten
In de fik staan
In de brandstapel
Inmiddels
In de tussentijd