Theorie SO 3 Flashcards

(10 cards)

1
Q

Hoe vind je de betekenis van een moeilijk woord in een tekst?

A
  1. Woord weglaten en kijken af je het dan begrijpt
  2. Lees terug of vooruit
  3. Zoek eromheen naar een beschrijving of synoniem
  4. Is het een samenstelling? Kijk naar het deel dat je weet.
  5. Bekijk de afbeelding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een retorische vraag?

A

Een vraag waarop geen antwoord wordt verwacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het kenmerk van een retorische vraag?

A

Als je de vraag uitspreekt, klinkt het als een zin met een uitroepteken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ironie

A

Een vorm van spot waarbij de spreker iets bespot door het tegenovergestelde te zeggen van wat hij bedoeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe kan je moeilijke teksten makkelijker maken?

A
  1. Achterhaal de betekenis van moeilijke woorden.
  2. Maak lange zinnen korter.
  3. Maak van een lange zin meerdere korte zinnen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Noem de eerste drie stappen van het stappenplan samenvatten.

A
  1. Lees de tekst globaal. Let op titel, kopjes, afbeeldingen en kernzinnen
  2. Lees de samenvattingsopdracht goed door.
    3.Lees de tekst nauwkeurig. Schrijf antwoorden op vragen in de tussentijd op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem de tweede drie stappen van het stappenplan samenvatten

A
  1. Schrijf de antwoorden uit, met de vragen erboven. Dit is je kladversie.
    5.Lees door en controleer je antwoorden.
  2. Schrijf in het net. Maak alinea’s en gebruik signaalwoorden om deze te verbinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Noem de laatste drie stappen van het stappenplan samenvatten

A
  1. Lees je netversie door. Krijgt een ander een goed beeld van de oorspronkelijke tekst?
  2. Controleer op spelling, formulering en taalfouten. Tel het aantal woorden en haal er af of schrijf erbij.
  3. Schrijf de titel en de schrijver van de oorspronkelijke tekst boven de samenvatting.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe zoel je iets op in het woordenboek?

A
  1. Zoek bij het enkelvoud
  2. Zoek bij het hele werkwoord
  3. Zoek de korte vorm
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doe je bij globaal lezen?

A

Je leest de titel, de tussenkopjes, de eerste zin van de alinea en bekijkt de afbeelding(en)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly