toets 1 Flashcards

(69 cards)

1
Q

psychologie stromingen

A

persoonlijkheidspsychologie, sociologie, sociale psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

persoonlijkheidspsychologie

A

individuele verschillen tussen mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

sociologie

A

maatschappij als geheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

sociale psychologie

A

de leer die zich richt op het gedrag van een individu in de context van sociale situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

sociale invloed

A

dit is de ervaren of ingebeelde invloed van andere personen, of een situatie op een individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

fundamentele attributiefout

A

de sp stelt dat het effect van sociale invloed groter is dan we zelf denken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

twee stromingen sociale psychologie

A

behaviorisme, gestaltpsychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

behaviorisme

A

gedrag door beinvloeden: straffen en belonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

gestaltpsychologie

A

subjectieve maneir van interpreteren (beloning wordt door iederen anders geinterpreteerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

conformisme

A

verandering in iemands gedrag als gevolg van andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Conformeren door 2 soorten sociale invloed

A

informationele sociale invloed, normatieve sociale invloed,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

informatieve sociale invleod

A

anderen als bron van info zijn en dat zij het juist weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

normatieve sociale invloed

A

de behoefte om geaccepteerd te worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wanneer conformeren we?

A

onduidelijke situaties, crisis, expert aanwezig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

eigenzinnigheidskrediet

A

als je je maar vaak genoeg conformeerd en aan de groep aanpast, kun je afwijken zonder dat hier consequenties aan vast zitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

innerlijke acceptatie

A

echt aansluiten bij de indeeen van de groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

openlijke volgzaamheid

A

je doet wel mee met de groep maar je sluit je niet aan bij de inhoudelijke ideeen van dei groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

waarom bij een groep horen? 3

A

bevredigt een menselijke basale behoefte, veiligheid en acceptatie, evolutie theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

soorten groepen: 6

A

open, gesloten, primair, secundair, lidmaatschaps, referentie groepen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

opengroepem:

A

nemen nieuwe leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

gesloten groepen

A

geen nieuwe leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

primaire groepen:

A

persoonlijk interacties aka familie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

secundaire groepen

A

formele omgang aka collega’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

lidmaatschapsgroepen

A

weinig betrokkenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
referentie groepen
veel betrokkenheid
26
overeenkomst groepen:
wederzijdse afhankelijkheid
27
fasen groepsvorming engels
forming, storming, norming, performing, adjourning
28
cohesie
hechtheid groep
29
voordelen groepsvorming:
transactief geheugen aka meer weten meer dan een
30
nadelen groepsvorming
groepspolarisatie aka ectremere beslissingen dan een indivudu
31
organiseren van kennis over de wereld in schema's
metale structuren
32
valkuil schema's
te snel oordelen
33
priming
door een trigger komen bepaalde schema's op de voorgrond
34
perseveratie effect
te snel oordelen aka een mening nadat deze is gevormd is lastig bij te stellen
35
barriere van overdreven zelfvertrwouen
geneigd eigen redenering als goed te zien
36
selffulfilling prophecy
als iemand je negatief beoordeeld dat dat je eigen beoordeling over jezelf beinvloed.
37
heuristieken
snelle beslissingsmechanisme
38
beschikbaarheidsheuristiek
oordeel baseren op het gemak waarmee ik iets voor de geest kan halen
39
representativiteitsheuristiek
gemak waarmee ik iemand in een hokje kan plaatsen
40
sociale perceptie
hoe wij anderen begrijpen
41
coderen
uiten non verbale communicatie
42
decorderen
interpreteren non verbale communicatie
43
manifestatieregels
per cultuur zijn emoties anders
44
hoe schatten wij anderen in?
interne en externe attributie
45
interne attributie
primaire reactie
46
externe attriubtie
secundaire attributie
47
covariatiemodel
hoe wij anderen inschatten
48
agressie
doelbewust gedrag dat erop gericht is iemand te kwetsen of pijn te doen
49
vijandige agressie
komt voort uit boosheid en is gericht op pijn doen
50
instrumentele agressie
agressie inzetten om een doel te bereiken
51
relatie agressie en andere factoren: 5
geslcaht, fysieke omstandigheden, alcohol, frustratie, games & tv
52
helpt straffen?
werkt alleen als het direct wordt gegeven en duidelijk is waarom
53
waarom helpen we anderen?
genetische basis, wederkerigheidsnorm, sociale uitwisseling, empathie-altruïsme
54
genetische basis (anderen helpen)
instinctieve reactie om mensen te helpen die genetisch dicht bij ons staan
55
wederkeringheidsnorm
als jij mij helpt, help ik jou ook
56
sociale uitiwsselingq
kosten en baten afwegen
57
empathie-altruïsme
soms helpen we anderen gewoon vanuit empathisch niveau. We kunnen ons inleven in een ander en daarom zijn we geneigd te helpen
58
verschillen in altruïsme : 5
altruisme persoonlijkheid, geslacht, in-group, religie, stad vs. dorp
59
altruisme persoonlijkheid
sommige mensen hebben eigenschappen die maken dat ze meer bereid zijn anderen te helpen
60
verschillen altruisme: geslacht
mannen veel heldhaftiger in crisis situaties en vrouwen zijn behulpzamer in eigen omgeving
61
verschillen altruisme: in-group
binnen je groep liever helpen dan buitenstaanders
62
verschillen altruisme: religie
religieuze personen zijn meer behulpzamer dan niet religieuze mensen (vooral in-group)
63
stad vs. dorp
menen uit een dorp behulpzamer dan mensen uit een stad
64
urban overload hypothesis
mensen in steden steeds overspield door prikkels en dus meer terugtrekken dan mensen uit een dorp
65
bystandereffect
hoe meer mensen naar een noodtoestand kijkt, hoe kleiner de kans dat iemand gaat helpen
66
diffusie verantwoordelijkheid
hoe meer mensen, hoe minder mensen zich verantwoordelijk voelen
67
pluralistische ontwetendheid
je kijkt om je heen en denkt, ja de rest grijpt ook niet in
68
hoe worden mensen behulpzamer?
positieve psychologie die ervoor zorgt dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de positieve kanten van altruïsme
69
pygmalion effect
het idee dat mensen die als talent aangemerkt worden, zelfverekerder worden, zich meer betrokken voelen en beter preseteren