Toets 1: Woorden Flashcards
(78 cards)
1
Q
Het bijzondere
A
Das Besondere
2
Q
De suiker
A
Der Zucker
3
Q
Het bloed
A
Das Blut
4
Q
Voedingsopname
A
Nahrungsaufnahme
5
Q
Het bloedvat
A
Das Blutgefäb
6
Q
Bloedsuikerspiegel
A
Blutzuckerspiegel
7
Q
Het gelukshormoon
A
Das Glückshormon
8
Q
De stemming
A
Die Laune
9
Q
Ijslaag
A
Eisschicht
10
Q
Dag
A
Tag
11
Q
Scholier
A
Schüler
12
Q
Klaslokaal
A
Klassenzimmer
13
Q
Arbeidsplek
A
Arbeitsplatz
14
Q
Het middel
A
Der zweck
15
Q
Kans
A
Chance
16
Q
Deelname
A
Teilnahme
17
Q
Buurman
A
Nachbarn
18
Q
Voorwerp
A
Gegenstande
19
Q
Dat
A
Dass
20
Q
Want
A
Denn
21
Q
Omdat
A
Weil
22
Q
Daarom
A
Darum , deshalb
23
Q
Waarom
A
Warum
24
Q
Daarmee
A
Somit , damit
25
Daardoor
Dadurch
26
Maar
Aber
27
Echter
Allerdings
28
Binnenkort
Bald
29
Nauwelijks
Kaum
30
Heel snel
Rasant
31
Soms
Manchmal
32
Zodra
Sobald
33
Duidelijk
Deutlich
34
Namelijk
Nämlich
35
Ofschoon
Obwohl
36
Behalve
Sondern
37
Tevergeefs
Umsonst
38
Niettemin
Nichtdestotrotz
39
Ondertussen , inmiddels
Mittlerweile
40
Hoezo
Wieso
41
Bijvoorbeeld
Zum beispiel
42
In plaats van
Statt
43
Iets
Etwas
44
Ongeveer
Etwa
45
Misschien
Vielleicht
46
Later
Später
47
Schuw
Scheu
48
Bijna nooit
Selten
49
Vanwege
Deswegen , wegen
50
Gebeuren
Passieren
51
Verspreiden
Verbreiten
52
Toenemen
Ansteigen
53
Uitloten
Auslösen
54
Oplossen
Auflösen
55
Ontdekken
Entdecken
56
Terug keren
Zurückkehren
57
Wisselen
Tauschen
58
Kiezen
Wählen
59
Uitgeven
Spenden
60
Verdelen
Verteilen
61
Aansporen
Anregen
62
Opwinden
Aufregen
63
Kan ertoe leiden
Kann dazu führen
64
Verdwijnen
Verschwinden
65
Er verantwoordelijk voor zijn
Zuständig sein
66
Plaats vinden
Stattfinden
67
Bevatten
Erhalten
68
Verwonden
Verletzten
69
Vermoeden
Vermuten
70
Lukken
Gelingen
71
Scheiden
Spalten
72
Erop wijzen
Hinweisen
73
Veroorzaken
Verursachen
74
Oversteken
Uberqueren
75
Eruit zien
Aussehen
76
Voorstellen
Vorstellen
77
Beschermen
Schützen
78
Bewerkstellingen
Erwirtschaften
