Toets 2 Flashcards

(54 cards)

1
Q

Fenolftaleïne

A

Zure=Kleurloos
Neutraal=Kleurloos
Basische=paars

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rood Lakmoes

A

Zure=Rood
Neutraal=Rood
Basische=Blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Blauw Lakmoes

A

Zure=Rood
Neutraal=Blauw
Basische=Blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Broomthymolblauw

A

Zure=Geel
Neutraal=Groen
Basische=Blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Oxiden

A

Binaire verbindingen die het element zuurstof bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontstaan metaaloxiden

A

Verbranding van een metaal
ion binding metaal en zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Aggregatie Oxiden

A

Hoog smelt- en kookpunt Vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Calciumoxide verbruik

A

tegen verzuring van gronden en mieren
bereiding van kalkmelk en kalkwater na filtratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Andere naam Calciumoxide

A

Ongebluste kalk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Creatie metaaloxide

A

metaal (M) + dizuurstof (O)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

ontstaan niet metaal

A

Verbranding van een niet-metaal
ion binding niet-metaal en zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aggre niet-metaaloxide

A

laag smelt- en kookpunt meestal gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

koolstofdioxide

A

CO2 is een gas
altijd ontstaat bij de verbranding van koolstof of organische stoffen.
verantwoordelijk voor de toename van het “broeikaseffect”.
Spuitwater, limonade, champagne e.d. zijn CO2- houdende dranken die hieraan hun frisse lichtzure smaak (vorming koolzuur) te danken hebben.
brandblusmiddel en koelmiddel (droog ijs) gebruikt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

stikstofdioxide

A

Stikstofdioxide NO2
bruin, oranjekleurig gas
verantwoordelijk voor de vuilgele kleur van “smog” (smoke en fog).
gevormd uit lucht op plaatsen waar er elektrische vonken overspringen dit gebeurt in verbrandingsmotoren en bij bliksem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zwaveldioxide

A

Zwaveldioxide SO2
hoestverwekkend gas.
Ontstaat bij de verbranding van zwavel en zwavelverbindingen.
Gebruikt als conserveringsmiddel voor gedroogde vruchten.
SO2 heeft een desinfecterende (schimmeldodende) werking en wordt gebruikt in de wijnindustrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

koolstofmonoxide

A

Koolstofmonoxide CO
zéér giftig kleur- en reukloos gas.
Ontstaat bij de onvolledige verbranding van koolstof of koolstofverbindingen.
Komt voor in de uitlaatgassen van benzinemotoren.
Gebruikt bij de industriële bereiding van methanol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

zuren

A

Zuren zijn molecuulverbindingen, bestaande uit twee of drie niet-metalen. Eén van die niet-metalen is steeds waterstof vooraan in de formule.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Binaire zuren

A

2 elementen H en NM

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

ternairezuren

A

3 elementen H , NM en O

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

aggre zuren

A

laag smelt- en kookpunt
binaire zuren gasvormig
meeste oxozuren vloeibaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

de reactievergelijking voor de reactie van water met zwaveldioxide

A

SO2+H2O H2SO3

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

de reactievergelijking voor de reactie van water met zwaveltrioxide

A

SO3+H20 H2SO4

23
Q

de reactievergelijking voor de reactie van water met difosforpentaoxide

A

P205+3H20 2H3PO4

23
Q

de reactievergelijking voor de reactie van water met koolstofdioxide

A

CO2+H20 H2CO3

24
de reactievergelijking voor de reactie van water met dichloortetraoxide
CL2O3+H20 2HClO2
24
de reactievergelijking voor de reactie van water metdichloorheptaoxide
Cl2O7+H2O 2HCl04
25
de reactievergelijking voor de reactie van water met dichloorpentaoxide
Cl2O5+H2O 2HClO3
26
de reactievergelijking voor de reactie van water met dichloormonoxide
Cl20+H20 2HClO
27
de reactievergelijking voor de reactie van water met distikstofpentaoxide
N2O5+H20 2HNO3
28
de reactievergelijking voor de reactie van water met distikstoftrioxide
N2O3+H2O 2HNO2
29
Diwaterstofsulfide verbruik
gas geur=rotte eieren Komt voor in onze darmgassen
30
Salpeterzuur verbruik
Heel sterke zuur Bereiding van meststoffen en springstoffen (zoals TNT)
31
zoutzuur verbruik
in maagsap aanwezig en helpt bij vertering kalkaanslag in toiletten te verwijderen
32
fosforzuur
om roest te verwijderen van metaaloppervlakken voedingszuur in frisdrank
33
zwavelzuur
H2SO4 olieachtige vloeistof, dat zéér bijtend is. Dient met de nodige voorzichtigheid behandeld te worden! Bij het mengen van geconcentreerd zwavelzuur met water, waarbij véél warmte vrijkomt, moet steeds zwavelzuur bij water gevoegd worden en nooit andersom (wegens optreden van spatten). Gebruikt in de industrie voor o.a. de bereiding van zwavelhoudende meststoffen. Komt voor in accu’s van auto’s. Daarom ook wel accuzuur genoemd.
34
koolzuur
in bruisende dranken aanwezig gemaakt door de CO2 in dranken
35
Hydroxiden
Hydroxiden zijn ionverbindingen (zouten). Het positieve ion is een metaalion, het negatieve is een hydroxide-ion (OH- ).
36
aggre hydroxiden
Hoog smelt- en kookpunt vast
37
vorming hydroxide
(M,O)+ (H,O) wordt (M,OH)
38
chemische eigenshappen hydroxiden
in water splitsen ze op door oplossingen behalve de niet basen
39
natriumhydroxide verbruik
als ontstopper voor afvoerleidingen
40
natriumhydroxide andere namen
bijtende soda en natronloog
41
calciumhydroxide andere naam
gebluste kalk
42
calciumhydroxide verbruik
Ca(OH)2 of gebluste kalk. Een suspensie van calciumhydroxide in water wordt kalkmelk genoemd. Door filtratie ervan ontstaat een heldere oplossing, kalkwater
43
magnesiumhydroxiden verbruik
medicijnen tegen verstopping (laxeermiddel)
44
zouten
Zouten zijn ionverbindingen. Het positieve ion is een metaalion (of een ammoniumion NH4 + ), het negatieve ion is een zuurrestion.
45
aggre zouten
hoog smelt- en kookpunt vast geleiden niet in vaste toestand geleiden wel in gesmolten of opgeloste toestand
46
creatie zouten
ZUUR ( H,Z) + BASE (M,OH) wordt ZOUT (M,Z) + WATER
47
natriumwaterstofcarbonaat
bakpoeder
48
natriumwaterstofcarbonaat andere naam
bicarbonaat
49
natriumcarbonaat andere naam
soda
50
calciumcarbonaat verbruik
CaCO3: De bekendste mineralen zijn krijt, kalksteen en marmer. Schelpen en eierschalen bestaan ook hoofdzakelijk uit calciumcarbonaat. Het in warmwaterleidingen gevormde calciumcarbonaat wordt ketelsteen genoemd. Druipsteenvorming in grotten is een afzetting van calciumcarbonaat.
51
calciumchloride verbruik
CaCl2: vriespuntverlagend. Strooimiddel op sneeuw en ijzel. Wateraantrekkend: zit in droogmiddelen zoals “vochtvreter”.
52
calciumsulfaat verbruik
CaSO4 Gebruikt in de medische sector in gipsverbanden. In de bouwsector wordt calciumsulfaat toegevoegd aan pleister om nieuwe muren mee te bedekken.