toets 4 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Wat voor stoffen kunnen dieren afscheiden die mensen niet kunnen maken?

A

Gif, inkt, slijm, geurstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het doel van slijm bij sommige dieren?

A

Het helpt bij voortbeweging, zoals bij slakken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarvoor gebruiken dieren geurstoffen?

A

Om partners te lokken of hun territorium af te bakenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kunnen dierlijke geurstoffen een onbewust effect hebben?

A

Ja, sommige geurstoffen kunnen seksuele of andere effecten hebben zonder dat we het merken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe noemen we gerichte beweging van planten naar een prikkel toe?

A

Tropie (bv. fototropie naar licht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe noemen we niet-gerichte beweging van planten?

A

Nastie (bv. een bloem die open- en dichtgaat bij licht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke soorten tropieën zijn er?

A

Fototropie (licht), geotropie (zwaartekracht), thigmotropie (aanraking), thermotropie (temperatuur), hydrotropie (water).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen een tropie en een nastie?

A

Bij tropie beweegt de plant in de richting van de prikkel; bij nastie is de richting niet belangrijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom scheiden planten stoffen af?

A

Voor bescherming, voortplanting en het aantrekken van dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is auxine en wat doet het?

A

Een groeihormoon dat zorgt voor buiging naar licht (fototropie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat doet het hormoon ethyleen?

A

Stimuleert rijping van vruchten en loslaten van zaden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat doet ABA (abscisinezuur)?

A

bereidt planten voor op winterust het regelt het sluiten van de huidmondjes bij droogtestress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe bewegen meercellige dieren?

A

Door spiercontracties die aan een skelet vastzitten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het verschil tussen een endoskelet en een exoskelet?

A

Endoskelet = inwendig, exoskelet = uitwendig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat doet een hydroskelet?

A

Zorgt voor stevigheid door lichaamsvocht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke spieren zorgen bij een worm voor peristaltische beweging?

A

Kring- en lengtespieren.

17
Q

Hoe beweegt een eencellig organisme zonder spieren?

A

Via schijnvoetjes, zweepharen of trilharen.

18
Q

Wat zijn schijnvoetjes?

A

vormveranderingen door de cytoplamsastromingen

19
Q

Wat doen trilharen (cilia)?

A

Ze maken golvende bewegingen om het organisme voort te stuwen.