Toets Fr 1 Feb 2019 Flashcards
(8 cards)
Pleonasme
2 x het zelfde met verschillende woorden; bijvoorbeeld: Groen gras
Tautologie
2 x het zelfde met verschillende woorden. Ze behoren tot dezelfde woordsoort. Bijv: misschien en wellicht
Comtaminatie
Als je 2 woorden ten onrechte vermengd Kost duur (het is kost veel of is duur)
Inversie
In een normale zin komt de persoonsvorm na het onderwerp.Als je in een zin de volgorde van onderwerp en persoonsvorm omdraait, spreek je van inversie.
- Op vrijdagmiddag pikken we vaak een terrasje, maar had ik er vanmiddag geen zin in.
- Het regende de hele middag en hebben we dus niets kunnen doen.
Beknopte bijzin
Hier staat geen onderwerp in de zin
Wachtend op het perron bleek de trein al vertrokken. (De trein staat niet op het perron te wachten)
Uit de wind gehouden kon hij de eindstreep halen.
Congruentie
Onderwerp en persoonsvorm moeten gelijk zijn in getal. Dus als het onderwerp enkelvoudig is, moet de persoonsvorm ook enkelvoudig zijn.
Bijvoorbeeld:
De jongens maken een mooi werkstuk.
De media geven verkeerde informatie.
De groep mensen is naar de bijeenkomst gekomen.
Foutieve verwijswoorden
Verwijswoorden wijzen vooruit of terug naar woorden, woordgroepen of zinnen. Het antecedent (datgene waarnaar verwezen wordt) bepaalt welk verwijswoord je moet gebruiken.
Bijvoorbeeld:
Het meisje dat daar liep heeft blond haar. De boom die daar naast het gebouw staat.
Dubbele ontkenning
Twee ontkenningen in een zin
De schoolleiding wil voorkomen dat er geen introducees op het feest komen
Wij hebben nooit geen problemen