Toetsstof kenleer hoofdstuk 1 tot en met 3 Flashcards
(27 cards)
Feit
- een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid zo betrouwbaar mogelijk door zoveel mogelijk subjecten is vastgesteld. Het moet getoetst kunnen worden.
- een gebeurtenis of omstandigheid die binnen een bekende en goed omschreven context duidelijk gedefinieerd is en volgens ondubbelzinnige afspraken over meetmethodes, grootheden en eenheden zo betrouwbaar mogelijk is vastgesteld door zoveel mogelijk subjecten.
- Er moet overeenstemming over worden bereikt, anders is de uitspraak/theorie/gebeurtenis/omstandigheid geen feit.
Bewijs
een logisch kloppende redenering waarbij de uitgangspunten (premisses) juist zijn.
Object
hetgeen wat wordt waargenomen door het subject.
Subject
de waarnemer.
Objectief
gaat over de werkelijke eigenschappen van het object.
Subjectief
gaat over de eigenschappen die het subject heeft waargenomen. Wordt dus beïnvloed door het subject.
Intersubjectiviteit
datgene waar een aantal subjecten het over eens zijn/ overeenstemming over hebben.
Waarvan zijn feiten afhankelijk? +gevolg hiervan
feiten moeten vastgesteld en getoetst kunnen worden. Feiten zijn afhankelijk van taal, omgeving en afspraken.
Dit kan leiden tot verschillen binnen een feit tussen verschillende omgevingen en talen.
Welke 4 soorten waarheden zijn er?
- Analytische
- Synthetische
- Noodzakelijke
- Contigente
Analytische waarheid
de waarheid hangt af van de betekenis van de uitspraak.
Synthetische waarheid
uitspraak waarbij de waarheidswaarde niet wordt bepaald door de betekenis van een uitspraak, maar door iets buiten de uitspraak. Het wordt hierbij bepaald door de realiteit.
Noodzakelijke waarheid
iets is waar omdat het niet anders kan zijn. Alles gaat zoals het zou moeten gaan en er worden geen andere mogelijkheden erkent dan de actuele stand van zaken.
De uitspraken zijn in alle gevallen waar.
Denk hierbij aan als … dan … stellingen en aan alle cirkels zijn rond of alle echtgenoten zijn getrouwd.
Contigente waarheid
uitspraken die in sommige gevallen waar zijn en in andere gevallen niet.
Dit is tegengesteld aan de noodzakelijke waarheid.
Bijvoorbeeld: alle planeten zijn gelijk aan 8
Welke 4 waarheidstheorieën zijn er?
- Conventie
- Correspondentie
- Coherentie
- Pragmatisch
Conventie
mensen bepalen samen welke uitspraken ze als waar beschouwen.
Correspondentie
uitspraken zijn waar als ze corresponderen met standen van zaken in de werkelijkheid.
Coherentie
uitspraken zijn waar als ze logisch met elkaar samenhangen. Een uitspraak is dus waar als ze samenhangen met eerder gedane uitspraken.
Pragmatie
datgene wat werkt is waar.
Demarcatiecriterium
het formuleren van grenzen tussen wetenschap en pseudowetenschap.
Epistemologie
- Kenleer
- Is een tak van de filosofie die de voorwaarden en de rijkweidte van kennis onderzoekt.
Metafysica
de filosofie achter dingen die niet waarneembaar zijn met de zintuigen
Empirisch
iets gebaseerd op waarnemingen of door ervaring
Logisch posivitisme
(niet-logische) uitspraken zijn betekenisvol als ze empirisch geverifieerd kunnen worden. Als uitspraken, theorieën en hypothesen niet empirisch achterhaald kunnen worden, behoren ze tot de metafysica en zijn ze niet betekenisvol
Confirmatieprincipe
een theorie of uitspraak is alleen betekenisvol wanneer ze in principe bevestigd kan worden door middel van zintuigelijke waarnemingen. De waarheidswaarde hoeft slechts empirische consequenties te hebben.
Dus iets is waar als je het niet per se kunt waarnemen, maar wel het effect ervan kunt waarnemen (voelt of ziet).
Dit levert een zekere mate van waarschijnlijkheid op, maar ook vage en veelomvattende uitspraken (uit spraken die niet gebaseerd zijn op logica maar eerder een voorspelling zijn) uit de metafysica blijken hierdoor juist te zijn.