Toetsweek 1 Flashcards

(28 cards)

1
Q

Parlementaire democratie

A

De bevolking kiest mee over wetten en regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Rechtsstaat

A

Iedereen (burgers, regering en overheid) zijn gebonden aan de wetten en regels daarvan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Pluriforme samenleving

A

Multi culturele samenleving met veel verschillende achtergronden van mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Verzorgingsstaat

A

In deze staat zorgt de overheid voor haar burgers. Door middel van zorg, educatie en huisvesting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarde

A

Uitgangspunt dat mensen belangrijk vinden in hun leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Normen

A

Regels over hoe je je op grond van een waarde hoort te gedragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sociale verplichting

A

We controleren elkaar hier onbewust bij en dit zijn ongeschreven regels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale controle

A

Men helpt elkaar zich te houden aan normen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Belang

A

Voordeel dat iemand ergens bij heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Macht

A

Het vermogen om anderen te beïnvloeden met jouw keuzes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Sociale ongelijkheid

A

Ongelijke verdeling van maatschappelijke kansen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Objectief

A

Hoe iets werkelijk is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Subjectief

A

Wat iemand ergens van vindt (mening)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rechtsnormen

A

Gedragsregels die zijn vastgelegd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Monarchie

A

De koning heeft de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Grondwet

A

Hier staan grondrechten in

17
Q

3 grondbeginselen

A

Trias Politica
Grondwet
Legaliteitsbeginsel

18
Q

Basis van een rechtsstaat

A

Veiligheid
Gelijkheid
Vrijheid

19
Q

Wetgevende macht

A

Maakt de wetten waar iedereen zich aan moet houden

Parlement

20
Q

De uitvoerende macht

A

Voeren de regels uit en gaan na dat anderen zich hieraan houden
(Leerplicht ambtenaar)

21
Q

Rechterlijke macht

A

Beoordeeld burgers en het overtreden van de wetten

Rechters

22
Q

Checks and balances

A

De trias politica houdt elkaar scherp

23
Q

Onafhankelijke rechters

A

De rechters moeten neutraal zijn en niet partijdig.

24
Q

Klassieke grondrechten

A

De overheid moet deze rechten garanderen

Vrijheid van meningsuiting, gelijke behandeling

25
Sociale grondrechten
Overheid kan dit niet garanderen maar moet zich er wel voor inspannen (Recht op werk)
26
Legaliteitsbeginselen
De overheid mag alleen beperkingen opleggen als die zijn opgeschreven in wetten
27
Strafbaarheid
Artikel 1, | Je mag alleen een straf opleggen als die vastgelegd staat
28
Strafmaat
In de wet staat bij alle strafbare feiten een maximale straf, hier kan je niet overheen gaan