toetsweek 3 ak Flashcards

leerjaar 2 (26 cards)

1
Q

Hoe werkt de korte waterkringloop?

A

Zeewater verdampt, stijgt op, condenseert tot neerslag en valt terug in de zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de lange waterkringloop?

A

Neerslag valt op het land, stroomt in rivieren en bereikt uiteindelijk de zee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

In welke vormen is water opgeslagen?

A
  • Oceanen
  • Rivieren
  • Meren
  • Grondwater
  • IJs/sneeuw
  • Dampkring
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom is veel water ongeschikt voor de mens?

A

97,5% van al het water is zout water in oceanen en het grootste deel van het zoet water zit in ijskappen en gletsjers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe ontstaan zeestromen?

A

Door verschillen in temperatuur en zoutgehalte en door wind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is het effect van warme zeestromen?

A

Ze brengen warmte naar koudere gebieden, wat invloed heeft op het klimaat van kustgebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe komt een gebied aan zoet water?

A

Door neerslag, rivieren en grondwaterstromen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe verliest een gebied zoet water?

A

Door verdamping, afstroming naar zee en gebruik door mens en industrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat beïnvloedt de waterbalans van een gebied?

A
  • Neerslag
  • Verdamping
  • Afvoer via rivieren
  • Eigenschappen van de bodem (bijv. doorlaatbaarheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarom is duurzaam waterbeheer belangrijk?

A

Om waterschaarste, vervuiling en conflicten te voorkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke gebieden hebben een groter overstromingsrisico?

A
  • Laaggelegen gebieden
  • Delta’s
  • Kustgebieden
  • Gebieden langs grote rivieren
  • Gebieden met veel neerslag en slechte afwatering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de gevolgen van overstromingen voor inwoners?

A
  • Vernietiging van huizen en infrastructuur
  • Onbruikbare landbouwgronden
  • Verspreiding van ziektes
  • Economische schade
  • Verlies van levens
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke maatregelen verkleinen overstromingsrisico’s?

A
  • Dijken en dammen bouwen/verhogen
  • Ruimte voor de rivier creëren
  • Waterbergingsgebieden aanleggen
  • Vroegtijdige waarschuwingen en evacuatieplannen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een fysiek watertekort?

A

Te weinig neerslag en veel verdamping in een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een economisch watertekort?

A

Er is water, maar onvoldoende infrastructuur om het goed te verdelen en schoon te maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom kan toenemende waterschaarste tot een wateroorlog leiden?

A

Landen kunnen in conflict raken over gedeelde waterbronnen.

17
Q

Welke maatregelen kunnen watertekorten verminderen?

A
  • Ontzilting van zeewater
  • Efficiënter watergebruik in landbouw en industrie
  • Opslag van regenwater
  • Internationale afspraken over waterverdeling
18
Q

Welke soorten polders zijn er?

A
  • Veenpolders
  • Kleipolders
  • Droogmakerijen
19
Q

Wat is een misverstand over de veiligheid van Nederland?

A

Dat Nederland volledig veilig is door dijken, terwijl er altijd risico op overstromingen blijft.

20
Q

Waarom neemt het overstromingsrisico in Laag-Nederland toe?

A

Door zeespiegelstijging, bodemdaling en klimaatverandering.

21
Q

Hoe wordt de kust beschermd?

A
  • Duinen
  • Deltawerken
  • Dijken
  • Zandopspuiting
22
Q

Wat zijn maatregelen bij klimaatadaptatie?

A
  • Waterberging en groenere steden
  • Hogere en sterkere dijken
  • Meer ruimte voor rivieren
  • Gebouwen aanpassen aan wateroverlast
23
Q

Wat zijn de gevolgen van het indijken van rivieren?

A
  • Hogere piekafvoeren
  • Minder natuurlijke overstromingsgebieden
  • Verhoogd risico op dijkdoorbraken
24
Q

Waarom moeten rivieren meer ruimte krijgen?

A

Om overstromingsgevaar te verminderen door klimaatverandering.

25
Waarom is preventie beter dan rampenbestrijding?
Preventie voorkomt schade en kosten, terwijl rampenbestrijding veel duurder is.
26
Hoe herken je maatregelen om de waterbalans te verbeteren?
* Uiterwaarden en nevengeulen voor wateropvang * Retentiegebieden * Dijken, stuwen en sluizen voor waterregulering