Toetsweek 4

Question 1

Totalitair of totalitair systeem

Answer 1

Het totale doen en laten wordt bepaald door de staat.

Question 2

Massacommunicatiemiddel

Answer 2

Film, radio en tv. Met deze middelen kun je een heel volk bereiken en beïnvloeden.

Question 3

Appaeasementpolitiek

Answer 3

Politiek van Frankrijk en Engeland om Hitler telkens iets toe te geven, om een grote oorlog te voorkomen.

Question 4

Genocide

Answer 4

Volkerenmoord

Question 5

Tweede Wereldoorlog

Answer 5

Oorlog waaraan landen uit meerdere continenten deelnamen, 1933-1945.

Question 6

Massavernietigingswapen

Answer 6

Atoombom

Question 7

De Grote Drie

Answer 7

De naam voor de regeringleiders van Groot-Brittannie (Churchill), de Verenigde Staten (Roosevelt), en de Sovjet Unie (Stalin) die tijdens WOll als geallieerden gezamenlijk tegen Duitsland en Japan optrokken.

Question 8

Bezettingszones

Answer 8

In 1945 werd het bestuur over Duitsland en Berlijn in handen van vertegenwoordigers van vier landen (GB, VS, FR en SU) gelegd, die ieder een gedeelte van het territorium van Duitsland en Berlijn kregen toegewezen.

Question 9

IJzeren Gordijn

Answer 9

De tijdens de Koude Oorlog gangbare naam voor de hermetisch afgesloten grens tussen het westen en het oosten van Europa.

Question 10

Invloedssfeer

Answer 10

Gebied waarin een staat veel invloed kan laten gelden, meestal met stilzwijgende goedkeuring van andere staten.

Question 11

Truman-doctrine

Answer 11

De door de Amerikaanse president Truman verkondigde richtlijn dat het Westen ieder land (eventueel militair) mag steunen waar een communistische machtsovername dreigt.

Question 12

Bondsrepubliek Duitsland (BRD)

Answer 12

West-Duitsland, zoals die in 1949 vanuit de westelijke bezettingszones ontstond.

Question 13

Duitse Democratische Republiek (DDR)

Answer 13

Oost-Duitsland, zoals die in 1949 vanuit de oostelijke bezettingszone ontstond.