toetsweek lezen havo 3 Flashcards
(41 cards)
1
Q
bij tijd en wijle
A
soms; zo nu en dan; af en toe
2
Q
sedert
A
sinds
3
Q
uitkomst bieden
A
het probleem oplossen
4
Q
motiveren
A
stimuleren; enthousiast maken
5
Q
niet gediend zijn van
A
niets moeten hebben van
6
Q
autoriteit
A
gezag
7
Q
desondanks
A
toch
8
Q
onderkennen
A
inzien
9
Q
incidenteel
A
soms
10
Q
trauma
A
geen fijne herinering
11
Q
gevreesd
A
angst oproepend
12
Q
in onderbruik raken
A
niet meer voorkomen
13
Q
overtuigen
A
mening
14
Q
veelvuldig
A
vaak
15
Q
zorgstelsel
A
geheel van wetten dat de zorg regelt
16
Q
anesthesie
A
verdoving
17
Q
neiging
A
verdoving
18
Q
alternatieven
A
andere mogelijkheden
19
Q
perspectief
A
gezichtspunt
20
Q
adviezen
A
tips
21
Q
meerwaardig
A
extra betekenis
22
Q
contact
A
verbinding
23
Q
reisbrochure
A
catalogus met vakantiebestemmingen
24
Q
objectief
A
feitelijk
25
effect
uitwerking
26
creëren
scheppen
27
benadrukken
de nadruk leggen op
28
illusie
kunstmatigge voorstelling
29
optisch
zichtbaar
30
subtiel
klein
31
extreem
heel groot
32
aanweden
gebruiken
33
aanzwengelen
in beweging brengen
34
afweerstoffen
antilichamen
35
bij tijd en wijle
soms
36
communiceren
uitwisselen van berichten
37
continuïteit
voortdurig
38
conventioneel
ouderwets
39
degelijk
zeker
40
dermate
zo`
41