Tractus Digestivus Flashcards

1
Q

Hoe wordt tijdens het slikken verhinder dat voedsel in de trachea terecht komt?

A

De epiglottis wordt naar beneden gedrukt en blokkeert de trachea, waardoor het voedsel alleen de oesophagus in kan gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt verhinderd dat vloeistof in de neusholte terecht komt?

A

De huig en het passavant ridge sluiten de nasopharynx af. Ze trekken samen, waardoor de huig groter wordt en de passavant ridge opzwelt. Hierdoor wordt de opening naar de neus afgesloten. Het zachte gehemelte beweegt ook mee en zorgt zo ook voor het blokkeren van toegang tot de neus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Beschrijf beknopt het slikproces

A
  • Buccale fase, een willekeurig proces, waarbij voedsel met de tong tegen de palatum dure wordt gedrukt. De tong drukt het voedsel de oropharynx in, waardoor de palatum molle omhoog wordt geduwd.
  • Pharyngale fase, de slikreflex waarbij receptoren, pharyngale bogen en uvula worden getriggerd door het voedsel. Ze sturen een signaal naar het slikcentrum van de medulla oblongata. De spiertjes van de uvula en passavant ridge spannen aan. Daarnaast spannen de spieren van de oral floor en de thyrohyoid aan.
  • Oesophagale fase, begint wanneer het voedsel spieren in de oropharynx triggered om het voedsel in de opening van de oesophagus te knijpen. Er ontstaat ook een peristaltische beweging richting de maag. De lage oesophagale sphincter opent door de aankomst van voedsel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe komen peristaltische bewegingen in de slokdarm tot stand?

A

Er zijn longitudinale spieren (extern) en circulaire spieren (intern) in de slokdarm. De circulaire spieren trekken samen achter het voedsel en duwen het verder de slokdarm in. De longitudinale spieren zorgen voor verkorting van de slokdarm, waardoor het eten nog beter de slokdarm in gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke functionele betekenis heeft de fundus van de maag?

A

De fundus van de maag is bedoeld als anti-reflux mechanisme. De ligging van de maag zorgt ervoor dat maagsap en voedselbrij in de maag niet terug kan keren naar de oesophagus. De hoek van his ligt tussen de oesophagus en de fundus van de maag. Voedsel wordt eerst de fundus in geduwd en kan door de hoek niet terug naar de oesophagus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de bovenste oesophagus sphincter?

A

De bovenste sphincter zit ter hoogte van de larynx en voorkomt dat er lucht in de oesophagus komt. Deze sphincter is altijd dicht tenzij de slikreflex in werking treedt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de functie van de onderste oesophagus sphincter?

A

De onderste sphincter is altijd aangespannen totdat er een voedselblij aankomt. Deze sphincter voorkomt dat er maagsap in de oesophagus komt. Het werkt ook als anti-reflux mechanisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke 3 anatomische structuren verhinderen reflux van maaginhoud naar de slokdarm?

A

De hoek van his, het diafragma en de lage oesophagus sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

In welk deel van de maag hoopt zich lucht op en hoe wordt deze lucht verwijderd?

A

De lucht hoopt zich op in de fundus van de maag. Door een boer te laten wordt de lucht verwijderd. Hierbij worden de hoge en lage oesophagale sphincter geopend.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe worden de drie paar speekselklieren genoemd en waar monden ze uit in de mondholte?

A

Sublingual salivary gland
Mondt uit onder de tong aan de weerszijde van de linguale frenulum.
Submandibular salivary gland
Mondt uit onder de tong aan de weerszijde van de linguale frenulum, direct achter de tanden
Parotid salivary gland Mondt uit in de wang ter hoogte van de tweede bovenste kies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer spreken we van een intraperitoneale, retroperitoneale of secundair retroperitoneale ligging?

A

Bij een intraperitoneale ligging ligt een orgaan in de peritoneale holte in het peritoneum, bij een retroperitoneale ligging ligt een orgaan achter het peritoneum en bij een secundair peritoneale ligging lag het orgaan eerst intraperitoneaal, maar is het retroperitoneaal gaan liggen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke darmdelen liggen intraperitoneaal?

A

De maag, colon transversum, jejunum en het ileum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke darmdelen liggen secundair retroperitoneaal?

A

Duodenum, ceucum, colon ascendens, colon descendens en de pancreas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is pariëtaal peritoneum?

A

Peritoneum aan de buitenkant van de peritoneumholte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is visceraal peritoneum?

A

Het peritoneum dat om organen heen ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het mesenterium? Welke structuren bevinden zich daar?

A

Het mesenterium is een vlies tussen de achterwand en het peritoneum. Alleen de intraperitoneale structuren bevatten mesenterium, het jejunum, het ileum en het colon transversum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de radix mesenterii?

A

De aanhechting van het mesenterium aan de dorsale buikwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Stel: je krijgt een stukje ileum en een stukje colon descendens. Op grond van welke anatomische criteria bepaal je met het blote oog of je te maken hebt met de dunne of dikke darm?

A

Het ileum is kleiner dan de dikke darm. Daarnaast bevat het ileum lymfatische follikels en circulaire vouwen. De dikke darm heeft haustra, taenia libera en appendices epiploicae.

19
Q

Wat zijn taenia libera, haustra en appendices epiploicae?

A

Taenia libera zijn drie bandjes van longitudinale spiervezels.
Haustra zijn een soort zakjes die ontstaan doordat er om een aantal centimeter een transverse spier zit die de colon verdeelt in delen.
De appendices epiploicae zijn met vet gevulde stukken serosa die naar buiten steken.

20
Q

Welke delen van de darm worden door de arteria mesenterica superior van bloed voorzien?

A

Het duodenum, de kop van het pancreas, de dunne darm en het grootste deel van de dikke darm (colon)

21
Q

Welke delen van de tractus digestivus worden door de truncus coeliacus van bloed voorzien?

A

De lever, maag, milt en de bovenste helft van zowel het pancreas als het duodenum

22
Q

Welke delen van de darm worden door de arteria mesenterica inferior van bloed voorzien?

A

De colon descendens, het colon sigmoideum en

een groot deel van het rectum, de endeldarm.

23
Q

Vorm en functie hangen samen. Wat is, gelet op de vorm, de functie van de valva ileocaecalis?

A

De klep van Bauhin is de uitmonding van het laatste deel van de dunne darm. Het is een soort sphincter die zorgt dat darminhoud niet vanuit de dikke darm terug kan stromen in de dunne darm.

24
Q

Langs welke weg wordt gal opgeslagen in de galblaas?

A

Gal wordt geproduceerd in de lever door lever lobules. De gal uit levercellen wordt via de bile canaliculi aan de bile ductulus afgegeven. Deze komen samen in de bil educt. De bile ducts monden uit in de ductus hepatici sinistra en dextra. Deze worden samen de common hepatic duct. De common hepatic duct vormt samen met de cystic duct de common bile duct.

Gal stroomt eerst de common bile duct in, maar als de sphincter dicht is kan het niet weg. De common bile duct stroomt vol tot de galblaas gevuld wordt via de cystic duct.

25
Q

Welke drie anatomische structuren bevinden zich in het ligamentum hepatoduodenale?

A

Ductus choledochus
Arteria hepatica propria
Vena porta hepatis

26
Q

Wat is het omentum minus en hoe ontstaat het?

A

Het omentum minus is een kleine buivliesplooi. Het bestaat uit het ligamentum hepatogastricum en het ligamentum hepatoduodenale. Door dit vlies lopen structuren naar en van de lever. Het omentum minus ontstaat door draaiing van de maag. De lever groeit en schuift wat naar achteren en de maag draait en komt naar de lever toe. Hierdoor ontstaat het omentum minus.

27
Q

Wat is het omentum majus en hoe ontstaat het?

A

Het omentum majus is een grote plooi peritoneum die van de maag af naar beneden hangt. Deze plooi strekt zich uit vanaf de maag naar de achterzijde van de buikholte en is verbonden aan het colon transversum. Daarnaast hangt het om de dunne darm heen. Het biedt bescherming en kapselt ontstekingen in.

Dit ontstaat na draaiing van de maag tijdens de ontwikkeling. De maag draait richting de lever en het dorsale mesenterium wordt aan de linkerkant een buideltje. Ook zakt het dorsale mesenterium saggitaal gezien uit naar beneden, waardoor ook naar beneden gezien een diepe buidel ontstaat. De twee vliezen smelten samen waardoor het omentum majus ontstaat. Ook smelt het mesocolon transversum samen met het omentum majus.

28
Q

Wat is de bursa omentalis en hoe ontstaat deze?

A

De bursa omentalis is de holte achter de maag en de lever is voor de dorsale buikwand. En is ontstaan door draaiing van de maag tijdens ontwikkeling. Links bestaat de bursa omentalis wand uit dorsaal mesenterium en rechts voor (ventraal) uit omentum minus, dat schuin naar boven loopt. Rechts van het omentum minus zit het ligamentum hepatoduodenalis, en er zit als bodem onder de lever een ligamentum hepatogastricum.

29
Q

Welke structuren liggen ventraal ten opzichte van de bursa omentalis?

A

De maag, omentum minus en de cadaute lobus van de lever (en ligamentum hepatoduodenalis met inhoud)

30
Q

Tussen welke twee ruimtes vormt het foramen omentalis een overgang?

A

Peritoneale holte ‘greater sac’ en de bursa omentalis ‘lesser sac’

31
Q

Wat zijn portocavale anastomosen?

A

Anastomosen tussen vertake venen van de poortader circulatie en de systemische circulatie. Wanneer het portale circuit belemmerd wordt, door bijvoorbeeld lever cirrose, kan de systemische circulatie de bloedafvoer overnemen via deze anastomeses. Het bloed uit de poortader en de A. Hepatica propria gaat normaal via de lever weer terug naar de vena cava inferior via de leveraderen, venus hepatica. Deze venus hepatica kunnen op sommige plaatsen, bij de portocavale anastomosen, de bloedtoevoer van de vena porta overnemen wanneer deze belemmerd worden.

32
Q

Na een operatie waarbij de galblaas met daarin aanwezige galstenen is weggenomen blijft de patiënt last houden van bleke ontlasting (indicatie van gestoorde galafvoer). Wat is een aannemelijke verklaring voor dit verschijnsel?

A

De ductus cystic zou eigenlijk doorgeknipt moeten worden, maar het kan zijn dat de verkeerde (bijvoorbeeld ductus communis/choleductus) doorgeknipt is.

33
Q

Wat is een pancreas annulare en hoe ontstaat deze?

A

Dit is een verkeert gegroeide pancreas die het duodenum omklemt/afklemt/ dit komt omdat er iets fout is gegaan bij de ontwikkeling. Normaal gesproken vormt zich een ventrale pancreas (die ook aan de ductus cholecochus zit) en een dorsale pancreas. De ventrale pancreas draait naar de dorsale toe waarna ze vergroeien tot 1 pancreas met een pancreatic duct en een accessory duct die verdwijnt. Wanneer er twee ventrale pancreassen ontstaan, een bilobed ventral pancreatic bud, kunnen deze tijdens de draaiing beide een andere kant van het duodenum omklemmen. Ze vergroeien met de dorsale pancreas, en vormen zo een pancreas annulare. Een van de twee ventrale pancreatic loben doet normaal die andere vergroeit verkeerd.

34
Q

Bij de geboorte verschijnt er meconium (eerst ontlasting) bij de navel. Wat is de anatomische verklaring voor deze afwijking?

A

Dit kan komen omdat de ductus vitellinus nog niet is afgestorven, er blijft dan een open verbinding bestaan tussen de navel en het ileum, fistel van de ductus vitelinus. De ductus vitellinus is tijdens de ontwikkeling een verbinding van de dooierzak vna de tractus digestivus, allemaal endoderm.
Uit de primitieve intestinal loop (primaire darmlis) die vast zit in het midden van de ductus vitellinus groeit het ileum, laatste deel van de dunne darm. Dit ontwikkelt zich na draaiing, tegen de klok in, van de loop, waardoor de kenmerkende ligging van dikke darm om de dunne darm heen te zien is.

35
Q

Galstenen kunnen aanleiding geven tot pancreatitis. Hoe verklaar je dat?

A

Galstenen kunnen de afvoerwegen blokkeren voor gal en pancreassap. Wanneer de ductus pancreaticus geblokkeerd wordt kan de pancreas zijn sappen niet kwijt. In het pancreassap zitten onder andere inactieve pro-enzymen, proteolytic enzymen, die na activatie eiwitten afbreken. Deze blokkade brengt schade aan exocriene cellen van de pancreas, lysosomen in de beschadigde exocreine cellen activeren vervolgens de pro-enzymen. Hierdoor ontstaat autolyse, de enzymen verteren de gezonde cellen vna de pancreas. Daarbij activeren de actieve verteringsenzymen de overige inactieve verteringsenzymen.

36
Q

Welk bloedvat fungeert als as tijdens de draaiing van de darmen gedurende de embryonale ontwikkeling?

A

De A. mesenterica superior, deze voorziet na de embryonale ontwikkeling het ileum, jejunum, cecu, appendix, colon ascendens, colon transversum en een klein deel van de pancreas van bloed.

37
Q

Welke delen van de tractus digestivus ontstaan uit de voordarm, middendarm en achterdarm?

A

Voordarm: Farynx (kieuwzakjes), schildklier, oesofagus, longen, maag, lever, galblaas, pancreas, duodenum

Middendarm: Duodenum, jejunum, ileum, appendix, cecum, colon ascendens, colon transversum

Achterdarm: Colon transversum, allantois, colon descendens, endeldarm, anus (proximaal), urogenitalie sinus

38
Q

Hoe verloopt de darmdraaiing tijdens de embryonale ontwikkeling?

A

De tractus digestivus zit nog vast aan de ductus vitellinus, die in verbinding staat met de dooierzak. Op de hoogte van de verbinding tussen de tractus digestivus en de ductus vitellinus ontstaat een lus, de primaire darmlis, met een craniaal en een caudaal deel. Deze delen draaien, met als as de A. mesenterica superior (270 graden tegen de klok in). Aan de caudale kant begon al de ontwikkeling van het cecum, na draaiing zit deze boven. Op dit moment bevindt het cecum, de caudale kant van de primaire darmlis, zich aan de boven rechter kwadrant van de buikholte. Later schuift dit naar het kwadrant rechtsonder. Zo ontstaat de normale verdeling van dunne darm met daaromheen de dikke darm.

39
Q

Wat zijn de klinische gevolgen van rotatiestoornissen van de darm?

A
  • Monorotatie
  • Gemengde rotatie
  • Omgekeerde rotatie
  • Hyperrotatie
  • Volvulus (in elkaar draaien vna de darm) en gecomprimeerde bloedtoevoer
  • Duodenumobstructie door Laddse banden van colon naar buikwand
  • Ligging appendix en consequenties appendicitis
  • Achterblijfsel van ductus vitellinus  Mecke’s divertikel
40
Q

Wat is een omfalokè (navel breukzak) en hoe kun je dit (anatomisch) verklaren?

A

Een omfalokalè houdt in dat de dunne darmen van de foetus zich buiten de buik bevinden in een amnionzak. Tijdens de embyronale ontwikkeling is de tractus digestivus verbonden, viteline duct, door de navelopening aan de dooierzak met daaromheen amnion. Tijdens de ontwikkeling van de darmen uit de endodermale verteringsbuis ontstaan darmlissen. Deze lissen ontstaan door draaiing van de endoderme buis, deze draaiing vindt plaats in de navelstreng, voor de geboorte horen de darmen weer terug te zijn geschoven in de abdominale holte. Wanneer dit niet gebeurd wordt het kind geboren met een omfalokelè. De opening tussen het lichaam en de navelstreng, de open navel, zou zich moeten sluiten. Dit gebeurt niet wanneer de darmen nog in de navelstreng zitten, door bijvoorbeeld hoge druk van de overige ingewanden op de darmen. De ductus vitelinus hoort af te sterven, geen opening meer tussen de dunne darmen (ileum) en de navel. Bij een omfakelè is dit wel gewoon gebeurd

41
Q

Bij de eerste borstvoeding komt al vrij snel de melk weer terug. Er blijkt een belemmering (congenitale afwijking) van de tractus digestivus te zijn. Noem 2 plaatsen waar zo’n belemmering kan optreden.

A
  1. Upper esophagale sphincter

2. Lower esophagale sphincter

42
Q

Een zware drinker geeft veel bloed op. bij onderzoek blijkt dat de oesophageale venen sterk zijn gezwollen en bloeden. geef een verklaring voor deze zwelling.

A

Een zware drinker kan last krijgen van lever cirrose, waardoor er geen bloed meer door de vena portae kan stromen. Dit gaat dan dus via anastomosen, en wanneer die overbelast zijn zwellen ze op en kunnen het spataders worden (bloeding)

43
Q

Noem 3 anatomische structuren die een belangrijke rol spelen ter voorkoming van anale continentie problemen

A

Musculus levator ani, m. Sphincter internus (autonoom) en externus, en plexus haemorroidalis (corpus cavernosum
recti, aambeien)

44
Q

Welk proces leidt tot de scheiding van de cloaca in een sinus urogenitalis en een anorectale kanaal?

A

De septering van de cloaca door de septum urorectale. Hierbij verlengt de septum urorectale zich, waardoor de cloaca van de allantois wordt gescheiden. Hierdoor ontstaat de sinus urogenitalis en het anorectale kanaal.