trajet 5 Flashcards
(33 cards)
1
Q
de zanger
A
le chanteur
2
Q
de muzikant
A
le musicien
3
Q
de clip
A
le clip
4
Q
de stress
A
le stress
5
Q
de zangeres
A
le chanteuse
6
Q
het tv programma
A
l’mission
7
Q
de energie
A
l’énergie
8
Q
het optreden
A
la preformance
9
Q
de prestatie
A
la prestation
10
Q
het podium
A
la scène
11
Q
aangenaam
A
agréable
12
Q
getalenteerd
A
doué (e)
13
Q
buitengewoon
A
extraordinaire
14
Q
vrolijk
A
joyeux, joyeuse
15
Q
leuk, grappig
A
marrant(e)
16
Q
eentonig, vervelend
A
monotone
17
Q
slecht, stom
A
nul(le)
18
Q
dergelijke, zo’n
A
pareil(le)
19
Q
realistische
A
réaliste
20
Q
grappig
A
rigolo(te)
21
Q
overdonderd
A
scotché(e)
22
Q
geweldig, schitterend
A
splendide
23
Q
subliem
A
sublime
24
Q
bewonderen
A
admirer
25
discussieren over
discuter (de)
26
verdienen
mériter
27
durven
oser
28
adj.+maken
rendre+(adj)
29
stemmen
voter
30
trouwens
d'ailleurs
31
van slechte smaak getuigen
être de mauvais goût
32
dat zegt me niet veel
ça ne me dit pas grand-chose
33
het is klasse
c'est la classe
