uitdrukkingen Flashcards

(35 cards)

1
Q

de puntjes op de i zetten

A

de laatste details afwerken; heel nauwkeurig te werk gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aan iemands lippen hangen

A

heel geïnteresseerd en aandachtig luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

het hart op de tong dragen

A

direct zeggen wat je denkt of voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de bal terugkaatsen

A

een tegenvraag stellen op een vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

spreken is zilver, zwijgen is goud

A

soms is het beter om te zwijgen of een geheim te bewaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

het ijzer smeden als het heet is

A

de kans grijpen op het juiste moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

naar iemands pijpen dansen

A

alles doen wat een ander wil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de pot verwijt de ketel dat hij zwart ziet

A

iemand anders de schuld geven terwijl je zelf hetzelfde doet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de knuppel in het hoenderhok gooien

A

opschudding veroorzaken met een uitspraak of voorstel om discussie uit te lokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

van de hak op de tak springen

A

steeds van onderwerp veranderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

de gulden middenweg kiezen

A

een oplossing zoeken die tussen twee uitersten ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

je mening niet onder stoelen of banken steken

A

openlijk voor je mening uitkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

in geuren en kleuren vertellen

A

iets heel uitvoerig en gedetailleerd vertellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

over koetjes en kalfjes praten

A

praten over allerlei onbelangrijke dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

er geen speld tussen krijgen

A

geen kans krijgen om iets te zeggen in een gesprek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een verborgen agenda hebben

A

een geheim plan of verborgen bedoeling hebben

17
Q

een knoop doorhakken

A

een moeilijke beslissing nemen

18
Q

een oor aannaaien

A

iemand iets laten geloven wat niet waar is

19
Q

het been stijf houden

A

koppig bij je standpunt blijven

20
Q

altijd het laatste woord willen hebben

A

niet willen toegeven in een discussie

21
Q

zich blauw ergeren

A

zich heel erg ergeren

22
Q

er geen doekjes om winden

A

iets direct en eerlijk zeggen

23
Q

aan de tand voelen

A

iemand ondervragen om iets te weten te komen

24
Q

iemand in de rede vallen

A

iemand onderbreken terwijl die aan het praten is

25
iets in de groep gooien
een idee of voorstel ter bespreking geven
26
er met de haren bijslepen
iets noemen dat niets met het onderwerp te maken heeft
27
de oren spitsen
goed en aandachtig luisteren
28
kleur bekennen
eerlijk zeggen wat je denkt of gedaan hebt
29
tegen iemands schenen schoppen
iets zeggen wat iemand anders kwetst of boos maakt
30
zijn woorden inslikken
iets willen zeggen maar toch zwijgen
31
in goede banen leiden
alles goed regelen of organiseren
32
rond de pot draaien
niet direct zeggen wat je bedoelt
33
geen blad voor de mond nemen
alles zeggen zonder rekening te houden met wat anderen ervan vinden
34
de draad kwijtraken
vergeten waar je gebleven was
35
uit de duim zuigen
iets verzinnen dat niet waar is