uitdrukkingen en spreekwoorden Flashcards

(12 cards)

1
Q

het been stijf houden

A

niet toegeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

altijd het laatste woord willen hebben

A

iemand in een discussie of gesprek steeds de laatste reactie wil geven, de uiteindelijke beslissing wil nemen of de overtuiging wil hebben dat zij/hij gelijk heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zich blauw ergeren

A

erger je niet blauw aan anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

er geen doekjes om winden

A

niet tot de ernst van de zaak komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aan de tand voelen

A

ondervragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

iemand in de rede vallen

A

iemand onderbreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

iets in de groep gooien

A

gooi je mening in de groep, wees niet bang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

er met de haren bijslepen

A

argumenten die er niet toedoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

de oren spitsen

A

goed luisteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kleur bekennen

A

een duidelijk standpunt innemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

tegen iemands schenen schoppen

A

iemand beledigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly