Unit 2 Flashcards

(115 cards)

1
Q

A guide dog

A

Een blindgeleide hond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Visually impaired people
- partially sighted people
- people with vision impairment

A

Slechtzienden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

To navigate around obstacles

A

Obstakels omzeilen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

To avoid a collision

A

Een botsing vermijden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

To find an entrance or an exit
- an empty seat
-an unoccupied area

A

Een ingang of een uitgang vinden
- een lege stoel
- een vrije plaats

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

To halt

A

Stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

To indicate curbs, steps or stairs

A

Stoepranden, tredes of trappen aangeven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

A hearing dog

A

Een signaal hond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

People with hearing impairment
- hard of hearing people

A

Slechthorenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

To alert (someone) to specific sounds

A

(Iemand) voor bepaalde geluiden waarschuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

To qualify as an assistance animal

A

In aanmerking komen als assistentie dier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

A service dog

A

Een geleidehond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

People with disabilities
- people in a wheelchair
- people with mobility issues

A

Mensen met een handicap
- mensen met een rolstoel
- mensen met mobiliteitsproblemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

To carry bags

A

Zakken dragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

To retrieve objects

A

Voorwerpen halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Out of someone’s reach

A

Buiten iemands bereik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

To open or shut drawers

A

Lades openen en sluiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

To fetch a beverage

A

Een drankje halen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

To lug something (heavy)

A

Sleuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

A heavy basket

A

Een zware mand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Focused <—> distracted
-> focus<—> distraction

A

Gefocust<—> verstrooid
-> focus<—> verstrooiing, afleiding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Unaware
-> unawareness

A

Onbewust, niets vermoedend
-> zonder besef

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Easy (to train)
-> ease (of training)

A

Gemakkelijk ( af te richten)
-> gemak (om af te richten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Disobedient
-> disobedience

A

Ongehoorzaam
-> ongehoorzaamheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Confident -> confidence
Zelfverzekerd -> vertrouwen
26
Anxious -> anxiety
Bezorgd, ongerust -> angst, ongerustheid
27
Fearful/frightened -> fear, fright
Angstig -> angst
28
Invincible
Onoverwinnelijk
29
Ignorant -> ignorance
Onwetend -> onwetendheid
30
Affectionate -> affection
Lief -> genegenheid
31
Loyal -> loyalty
Trouw -> loyaliteit, trouw
32
Drawn to humans
Tot mensen aangetrokken
33
Eager to please -> eagerness to please
Het iemand graag naar de zin maken -> het verlangen om te behagen
34
Aggressive -> aggression
Gewelddadig -> agressie
35
A tiny cage
Een piepkleine kooi
36
Concrete floors
Een betonnen vloer
37
A sterile barren pit
Een kale, dorre kuil
38
An overcrowded pit
Een overvolle kuil
39
Atrocious conditions
Vreselijke omstandigheden
40
To walk wild animals on a lead
Met wilde dieren aan de leiband gaan wandelen
41
To handle animals on end
Dieren onophoudelijk door de handen laten gaan
42
To hug wild animals
Wilde dieren knuffelen
43
To use animals as photo props
Dieren als fotorekwisiet gebruiken
44
To poach -> a poacher -> to track poaching snares
Stropen -> een stroper -> stropers vallen opsporen
45
A trophy hunter
Een trofeejager
46
Urban encroachment
Stedelijke uitbreiding
47
To raise awareness (of)
Bewust maken, sensibiliseren
48
Irresponsible behaviour
Onverantwoord gedrag
49
Cruel practices
Wrede praktijken
50
To give rides
Ritten op de rug laten maken
51
To perform circus tricks
Circuskunsten uitvoeren
52
To entertain tourists
Toeristen vermaken
53
To force through a horrific training process
Door een afschuwelijk africhtingsproces dwingen
54
To restrain
In bedwang houden, bedwingen
55
To tie in ropes or chains -> to chain -> to cage -> to restrict movement
Vastbinden in touwen of kettingen -> ketenen -> opsluiten -> beweging beperken
56
To separate cubs from their mother
Jongen van hun moeder scheiden
57
To hit when they exhibit unwelcome behaviour
Ze slaan als ze ongewenst gedrag vertonen
58
To submit animals
Dieren onderwerpen
59
To suffer
Lijden
60
To have increased susceptibility to disease
Verhoogd vatbaar zijn voor ziekte
61
To affect -> affected
Aantasten -> aangetast
62
Vulnerable -> to face extinction
Kwetsbaar -> met uitsterven bedreigd zijn
63
A gentle animal
Een zachtaardig dier
64
An amazing species
Een prachtige soort
65
To future-proof
Toekomstbestendig maken
66
To use the latest technologies -> state-of-the-art -> cutting-edge
De nieuwste technologie gebruiken -> ultramodern, hypermodern -> geavanceerd
67
To address a problem
Een probleem aanpakken
68
To feature
Laten zien, onder de aandacht brengen
69
To meet the needs
Aan de eisen voldoen
70
Stringent
Strikt, streng
71
A standard
Een norm, een maatstaf
72
A regulation
Een bepaling, reglementering
73
Ethical
Ethisch, moreel verantwoord
74
To apply the principles of the 3Rs ( replacement, reduction, refinement)
Het 3V principe toepassen (Vervanging, vermindering, verfijning)
75
To optimise care
De zorg optimaliseren
76
To be a vital component
Een essentieel onderdeel zijn
77
To lead to advances
Tot vooruitgang leiden
78
To gain knowledge from research
Kennis uit onderzoek verkrijgen
79
To enhance (welfare)
(Het welzijn) verhogen
80
To underpin research
Het onderzoek onderbouwen
81
To be committed to
Betrokken zijn bij, toegewijd zijn aan
82
To waste resources
( financiële) middelen verspillen
83
A viable alternative
Een haalbaar alternatief
84
To fail human trials
Mislukken in proeven op mensen
85
To mimic the function of human organs
De functie van menselijke organen nabootsen
86
An outdated reliance on
Een achterhaald vertrouwen in
87
An allergen
Een allergeen, een stof die een allergische reactie kan veroorzaken
88
In my opinion,
Volgens mij
89
As I see it,
Volgens mij
90
I am convinced that
Ik ben ervan overtuigd dat
91
According to
Volgens
92
What i mean is,
Ik bedoel dat
93
We cannot deny that
We kunnen niet ontkennen dat
94
I (do not) agree.
Ik ga (niet) akkoord.
95
I am in favour of
Ik ben voor
96
I am opposed to
Ik ben tegen
97
I object to
Ik heb bezwaar tegen
98
In brief,
Kortom,
99
On the contrary,
Integendeel,
100
Moreover,
Bovendien,
101
Besides
Trouwens
102
As a result
Dus, als gevolg daarvan
103
However,
Echter, evenwel,
104
Although
Alhoewel
105
Despite
Ondanks
106
Since
Omdat, aangezien
107
Because of/ due to
Door, vanwege
108
Therefore
Vandaar, bijgevolg
109
Not only … but also
Niet alleen … maar ook
110
On the other hand
Anderzijds
111
Instead of
In plaats van
112
Insufficiently
Onvoldoende
113
Highly
Zeer, heel erg
114
Exceedingly
Uiterst, buitengewoon
115
Overly
Te, overdreven