unit 2 voc Flashcards
(51 cards)
1
Q
Gember
A
ginger
2
Q
nootmuskaat
A
nutmeg
3
Q
kurkuma
A
turmeric
4
Q
kruidnagel
A
cloves
5
Q
peper
A
pepper
6
Q
foelie
A
mace
7
Q
een salon
A
a lounge
8
Q
een gangpad
A
an aisle
9
Q
verkopen
A
to hawk
10
Q
panoramisch
A
panoramic
11
Q
een wagon
A
a carriage
12
Q
een sneltrein
A
a bullet train
13
Q
een gouden tijdperk
A
a golden age
14
Q
een vakantieoord
A
a resort
15
Q
een slaapwagon
A
a sleeper
16
Q
een slaapplaats
A
a berth
17
Q
een coupé
A
a compartment
18
Q
reislust
A
wanderlust
19
Q
modieus
A
fashionable
20
Q
mistroostig
A
gloomy
21
Q
statisch
A
majestic
22
Q
veelbewogen
A
eventful
23
Q
talloos
A
countless
24
Q
vrijgevig
A
generous
25
verbazing
amazement
26
vulgair
obscene
27
bloedig
bloody
28
achterdochtig
suspicious
29
roddelen
to gossip
30
lachwekkend
laughable
31
waardeloos
worthless
32
een tijdperk
an era
33
uitbuiten
to exploit
34
met geweld
forcibly
35
plunderen
to loot
36
een grondstof
a resource
37
een schurk
a villain
38
een voorouder
an ancestor
39
een hongersnood
a famine
40
onderdrukking
oppression
41
heersen over
to rule
42
voormalig
former
43
danken aan
to own to
44
bloeien
to thrive
45
een bijdrage
a contribution
46
voornamelijk
primarily
47
prularia
paraphernalia
48
paraderen
to strut
49
in intensiteit groeien
to swell
50
voeden
to fuel
51
kaneel
cinamon