unit 3 nederlands engels Flashcards
(200 cards)
1
Q
aldus, zo
A
thus
2
Q
bepalen
A
determine
3
Q
bescheiden
A
modest
4
Q
bewoner
A
resident
5
Q
bureau
A
agency
6
Q
collega
A
colleague
7
Q
concurreren
A
compete
8
Q
een rol spelen
A
play a part
9
Q
gezaghebbend
A
prestigious
10
Q
grote inzet, toewijding
A
commitment
11
Q
jeugd
A
childhood
12
Q
kennis
A
acquaintance
13
Q
kort
A
brief
14
Q
leverancier
A
supplier
15
Q
met tegenzin
A
reluctant
16
Q
muzikant
A
musician
17
Q
nadoen
A
copy
18
Q
niettemin
A
Nevertheless
19
Q
nuchter
A
down-to-earth
20
Q
onbetaalbaar
A
priceless
21
Q
onderwerp
A
subject
22
Q
onderwijs
A
education
23
Q
opperen, voorstellen
A
put forward
24
Q
overtuigen
A
convince
25
podium
stage
26
roem
fame
27
tenzij
unless
28
terechtkomen
run into
29
trouwens
After all
30
uit elkaar vallen
fall apart
31
uitbrengen
release
32
uitpakken
unwrap
33
verbeteren
improve
34
verminderen
decrease
35
(zich) verzetten tegen
oppose
36
vrij, tamelijk
rather
37
voormalig
former
38
waarschijnlijkheid
probability
39
wanhopig
desperate
40
aarzelen
hesitate
41
appartement
apartment
42
behalve
except for
43
dekens
covers
44
denkbeeldig
imaginary
45
doolhof
maze
46
dringend
urgent
47
dwingen
force
48
echter
though
49
exemplaar
copy
50
fluisteren
whisper
51
hand-
handheld
52
herhalen
repeat
53
hoe dan ook
no matter what
54
hoogst
supremely
55
iemand iets verschuldigd zijn
owe
56
inplannen
schedule
57
kamergenoot
roommate
58
kern
core
59
knapperig, vers
crisp
60
knikken
nod
61
niet thuis zijn
is out
62
onder de knie krijgen
get the hang of it
63
onderscheiden
distinguish
64
onlangs
recently
65
onvermijdelijk
inevitable
66
oplossen
sort out
67
pijn doen
ache
68
(ploegen)dienst
shift
69
rapporteren
report
70
rekening houden met
Go easy on
71
sjokken
trudge
72
teruggaan
head back
73
trouwens
As a matter of fact
74
uitgelachen worden
were laughed at
75
verdwijnen
vanish
76
vervanging
replacement
77
wasgoed
laundry
78
zelfvertrouwen
self-confidence
79
aanwezig
present
80
afschilderen, weergeven
portray
81
beginnen met
embark on
82
begrijpen
make sense of
83
betrouwbaar
reliable
84
de moeite nemen
bother
85
de weg banen
pave the way
86
donderend
thunderous
87
enorm
massive
88
erg vinden
mind
89
even
equally
90
geschat, naar schatting
estimated
91
getuige
witness
92
haalbaar
achievable
93
herinneren (iemand aan iets)
remind
94
in geval van
in case of
95
kandidaat
contestant
96
krachtig
powerful
97
onbelangrijk
trivial
98
onkosten
expenses
99
opsporen
trace
100
overtuiging
conviction
101
perceptie, waarneming
perception
102
plaatsen
pose
103
resultaat
outcome
104
samenwerking
Cooperation
105
schijnen
appear
106
steun
support
107
teleurstelling
disappointment
108
tijdelijk
temporary
109
toetreden tot, lid worden van
join
110
toevallig (zien, tegenkomen)
happen to
111
uiteenlopen
diverge
112
uiterlijk
appearance
113
uitkijken naar
look forward to
114
veel te vaak
all too often
115
verschaffen
provide
116
verwarrend
confusing
117
vrije tijd
spare time
118
waarderen
value
119
aanvoelen
sense
120
absorberen
soak up
121
ambacht, handwerk
craft
122
bekwaamheid
qualification
123
beroep
profession
124
bestuderen
examine
125
bot gezegd
bluntly put
126
dankbaar
grateful
127
doodsbang
terrified
128
eerlijk gezegd
Frankly
129
even (iets) zijn
were equally
130
fondsenwerving
fundraising
131
gemeen hebben
have in common
132
in feite, sterker nog
in fact
133
meppen
whack
134
nieuwsgierigheid
curiosity
135
noemen
mention
136
omarmen
embrace
137
(onder)steunend
supportive
138
onnauwkeurig
inaccurate
139
opmerken
remark
140
oprecht
sincere
141
opvallend, flitsend
flashy
142
opvatting
perception
143
ouderlijk
parental
144
pesten
Bullying
145
sfeer
atmosphere
146
soepel
flexible
147
storend
disturbing
148
tevreden stellen
please
149
tientallen (eigenlijk: twaalftallen)
Dozens of
150
verlangen
desire
151
verschillen van
differ from
152
vol vertrouwen
confident
153
voorkeur
preference
154
werkelijk, echt
truly
155
zeker, betrouwbaar
secure
156
zichtbaar maken
visualise
157
zoeken
seek
158
zonder vooropleiding, zelfgemaakt
self-made
159
(al)hoewel
although I begged him not to.
160
alles bij elkaar
All in all
161
bedrijfsleven
industry
162
behalve, naast
besides
163
behouden
maintain
164
beroep
occupation
165
beschouwen
consider
166
bijv. (bijvoorbeeld)
e.g.
167
duidelijk
clear.
168
formulier
form
169
functie
position
170
gastheer, -vrouw
host
171
geduldig
patient
172
gemeenschap
community
173
geschikt voor
suited for
174
gids
guide
175
goed doel
cause
176
klas
form
177
middelbare school
secondary school
178
noodgeval
emergency
179
óf ... óf
either ...or
180
om zo, zodat
in order to
181
ontslaan
fire
182
op het vwo zitten
attend a school of pre-university education.
183
opvang
shelter
184
rondleiding door
tour of
185
saai
boring
186
toevoegen
add
187
trots op
proud of
188
vaardig, vakkundig
proficient
189
van tevoren
in advance.
190
verantwoordelijkheid
responsibility
191
(zich) verheugen op
look forward to
192
(zich) veroorloven
afford
193
verscheidenheid aan
range of
194
voldoening
satisfaction
195
vooral
mainly
196
voor de kost doen
do for a living
197
vooruitzichten
prospects
198
vraag en aanbod
supply and demand
199
vrijwilliger
volunteer
200
vrijwilligerswerk
volunteer work
