Unit 3.2 Flashcards
1
Q
voor de geboorte
A
prenatal
2
Q
na de geboorte
A
antenatal
3
Q
ungeboren kind
A
foetus
4
Q
later, volgende
A
subsequent
5
Q
hoogte
A
height
6
Q
gewicht
A
weight
7
Q
luisteren naar orgaangeluiden
A
to auscultate
auscultation
8
Q
bekken
A
pelvis
9
Q
studie van het bloedserum
A
serology
10
Q
serologische test voor syphilis
A
serological test for syphilis
11
Q
what is syphilis
A
a venereal disease (STD)
12
Q
STD
A
sexually transmitted disease
13
Q
rodehond
A
rubella
14
Q
antilichaam
A
antibody
15
Q
bepalen, meten
A
to assess
16
Q
vagina/schede
A
vagina
17
Q
baarmoeder
A
uterus
18
Q
baarmoederhals
A
cervix
19
Q
red blood pigment that carries oxygen to the tissues
A
haemoglobin
20
Q
aantal kinderen die iemand ter wereld heeft gebracht
A
parity
21
Q
tailleomvang
A
waist-size
22
Q
ongevoeligheid voor pijn (zonder het bewustzijn te verliezen)
A
analgesia
23
Q
op pensioen gaan
A
to retire
24
Q
vroeg op pensioen gaan
A
early retirment
25
onderbuik
abdomen
26
hartboezem
atrium
27
ventrikel
ventricle
28
zeer snelle ongecoördineerde samentrekkingen, spasmen
fibrillation
29
spasmen van de boezems
atrial fibrillations
30
eierstok
ovary
31
doorverwijzen
to refer
32
samenvatten, schetsen
to outline
33
a heart condition which is caused by the obstruction ofthe inflow of arterial blood
ischaemic heart disease
34
een gevaar
a hazard
