unit 7 voca ne Flashcards
(38 cards)
1
Q
mistig
A
foggy
2
Q
bewolkt
A
cloudy
3
Q
de kou
A
the cold
4
Q
ijzig
A
icy
5
Q
zon
A
sun
6
Q
zonnig
A
sunny
7
Q
aan het schijnen
A
shining
8
Q
sneeuwachtig
A
snowy
9
Q
wind
A
wind
10
Q
aan het waaien
A
blowing
11
Q
aan het sneeuwen
A
blowing
12
Q
nat
A
wet
13
Q
aan het sneeuwen
A
snowing
14
Q
dikken mist
A
thick fog
14
Q
de zon kwam achter de wolken vandaan
A
the sun came out
15
Q
zware regen
A
heavy rain
16
Q
lichte regen
A
light rain
17
Q
sterke wind
A
strong wind
17
Q
lucht
A
sky
18
Q
de wind blies
A
the wind has blown
19
Q
helder
A
clear
20
Q
extreem koud
A
extremely cold
21
Q
extreem heet
A
extremely hot
22
Q
storten, gieten
A
to pour
23
extreem winderig
extreme windy
24
storten, gieten van de regen
pour with rain
25
bui
shower
26
storm
storm
27
het is aan het stortregen, gieten
its poring
28
onweersbui
thunderstorm
29
benauwd, vochtig
humid
30
donder
thunder
31
bliksem
lightning
32
fris
chilly
32
kokend
boiling
33
koel
cool
34
ijskoud
freezing
35
zacht
mild