Unité 2 apprendre 9 Flashcards
(40 cards)
1
Q
vandaag
A
aujourd’hui
2
Q
samen
A
ensemble
3
Q
vlakbij
A
tout près
4
Q
ik breng door
A
je passe
5
Q
de vader
A
le père
6
Q
prettig weekend
A
bon week-end
7
Q
de buurt
A
le quartier
8
Q
het winkelcentrum
A
le centre commercial
9
Q
de flat, het appartement
A
l’appartement (m)
10
Q
jullie hebben
A
vous avez
11
Q
hoeveel
A
combien
12
Q
de kamer, het vertrek
A
la pièce
13
Q
de keuken
A
la cuisine
14
Q
de woonkamer
A
la salle de séjour
15
Q
eigen
A
propre
16
Q
wat een geluk!
A
quelle chance!
17
Q
klein
A
petit, petite
18
Q
de tuin
A
le jardin
19
Q
hij heeft
A
il a
20
Q
de auto
A
la voiture
21
Q
aujourd’hui
A
vandaag
22
Q
ensemble
A
samen
23
Q
tout près
A
vlakbij
24
Q
je passe
A
ik breng door
25
le père
de vader
26
bon week-end
prettig weekend
27
le quartier
de buurt
28
le centre commercial
het winkelcentrum
29
l'appartement (m)
de flat, het appartement
30
vous avez
jullie hebben
31
combien
hoeveel
32
la pièce
de kamer, het vertrek
33
la cuisine
de keuken
34
la salle de séjour
de woonkamer
35
propre
eigen
36
quelle chance!
wat een geluk!
37
petit, petite
klein
38
le jardin
de tuin
39
il a
hij heeft
40
la voiture
de auto
