unité 3 (Frand- Nederlands) Flashcards

(144 cards)

1
Q

des vacances

A

vakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

prendre des vacances

A

vakantie nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

psser des vacances en France

A

zijn vakantie doorbrengen in Frankrijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

un congé

A

verlof, korte vakantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

prendre un jour de congé

A

een vrije dag nemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

un touriste

A

een toerist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

une touriste

A

een toeriste

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

le tourisme

A

toerisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

un voyage

A

een reis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voyager

A

reizen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

un voyageur

A

reiziger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

une voyageuse

A

een reiziger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

un tour

A

een trip, een rondrit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

un séjour

A

een verblijf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

une agence de voyage

A

reisbureau

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

un office de/ du tourisme

A

toeristische dienst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

un renseignement

A

inlichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

se renseigner sur quelque chose

A

informeren naar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

recommender quelque chose à quelqu’un

A

iemand iets aanbevelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

le pleine saison

A

hoogseizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

hors seizon

A

buiten het seizoen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

réserver

A

reserveren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

une réservation

A

reservatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

confirmer une réservation

A

een reservatie bevestigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
annuler
annuleren
25
une valise
een koffer, een valies
25
des bagages à main
handbagage
26
défaire sa valise
zijn valies uitpakken
27
faire sa valise
zijn valies inpakken
28
un sac
een tas
29
un guide
(reis) gids (boek)
29
un sac à dos
een rugzak
30
un(e) guide
gids (persoon)
31
une carte routière
een wegenkaart
32
un départ
een vertrek
33
une destination
een bestemming
34
arriver
aankomen
35
une arrivée
aankomst
36
partir
vertrekken
37
un départ
een vertrek
38
un passager
een passagier
39
une passagère
een passagierster
40
un guichet
een loket
41
un billet (de train, d'avion)
een ticket (voor trein of vliegtuig)
42
un ticket (de bus, de métro, de cinéma, d'entrée)
een kaartje, ticket (voor bus, metro, theater,toegang)
43
un train
een trein
44
voyager en train
met de trein reizen
45
manquer/ rater le train
de trein missen
46
le TGV (train à grande vitesse)
TGV (hogesnelheidstrein)
47
prendre le TGV
de TGV nemen
48
une correspondance
een aansluiting
49
une gare
een station
50
la classe
een klas(se)
51
voyage en première (classe)
eersteklas reizen
52
un aller simple
een ticket voor een enkele rit
53
un aller-retour
een ticket voor een reis heen en terug
54
un avion
een vliegtuig
55
prendre l'avion
het vliegtuig nemen
56
un aéroport
een luchthaven
56
voler
vliegen
57
un vol
een vlucht
58
un bateau
een boot, een schip
58
un port
een haven
59
une croisière
een cruise
60
avoir la mal de mer
zeeziek zijn
61
un car
een touringcar, een bus
62
une autorouteune autoroute à péage
een tolweg
63
une carte d'identité
een identiteitskaart
64
valable
geldig
64
une passeport
een paspoort
65
périmé
verlopen
66
un visa
een visum
67
une frontière
een grens
68
une douane
een douane
69
passer la douane
door de douane gaan
69
déclarer quelque chose
iets aangeven
70
un pays
een land
71
l'étranger
het buitenland
72
une autoroute
een autosnelweg
73
la mer
de zee
74
la plage
het strand
75
le sable
het zand
76
se baigner
zwemmen
76
une baignade
een zwempartij
76
un coup de soleil
een zonnebrand, een zonnesteek
76
(se) bronzer
bruin worden
76
un bain de soleil
een zonnebad
77
se reposer
uitrusten
77
le repos
rust
78
la campagne
platteland
78
la montange
een berg, bergte
79
un logement
een onderdak, logies
79
une excursion
een excursie, een uitstap
79
un hôtel
een hotel
80
une auberge de jeunesse
jeugdherberg
80
un club de vacances
een vakantieclub
80
un appartement
een appartement
81
une maison de vacances
een vakantiehuis
81
un camping
een camping
82
faire du camping
kamperen
82
camper
kamperen
82
une tente
een tent
83
monter la tente
de tent opzetten
84
une caravane
een caravan
85
libre
vrij
86
complet, complète
vol(geboekt)
86
une chambre simple
een eenpersoonkamer
86
une chambre
kamer
87
une chambre double
een tweepersoonskamer
88
louer
huren
89
une réception
een receptie, een onthaal
89
un ascenseur
een lift
89
un hall, un lobby
een hal, een hobby
90
een demi-pension
in halfpension
91
en pension complète
in volpension
91
un petit-déjeuner
ontbijt
92
le petit-déjeuner est compris dans le prix de la chambre
het ontbijt is inbegrepen in de kamerprijs
93
le service
de bediening
94
le personnel
het personeel
94
une curiosité (touristique)
(toeristische) bezienswaardigheid
95
une visite (guidée)
een (begeleid) bezoek
96
touristique
toeristisch
96
un momument (historique)
(een historisch) monument
97
visiter quelque chose
iets bezoeken
98
un château
een kasteel
98
des ruines
de ruïnes
99
un palais
een paleis
99
une église
een kerk
100
une cathédrale
een kathedraal, een dom
101
une chapelle
een kapel
102
une quartier
een wijk
103
une place
een plein
103
un parc
een park
104
une tour
een toren
105
un pont
een brug
106
un dépliant
een folder
106
un plan
een plattegrond
107
un tour (de la ville)
een (stads) rondrit
108
une entrée
een toegang
108
un musée
een museum
108
d'abord
eerst
109
les heures d'ouverture
de openingstijden
110
ensuite/ puis/ après
dan, erna
111
enfin
tot slot