Untitled Deck Flashcards

(75 cards)

1
Q

Epistemologie

A

de kennistheorie, met de vraag “wat is kennis?” centraal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

propositionele kennis

A

gedacht, voorstelling (kennen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

procedurele kennis

A

vaardigheden (kunnen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

true belief

A

iets wat je dacht waar te zijn, is ook waar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

mere true belief

A

het is geen kennis, omdat je het ook goed kan hebben door geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

instrumentele waarde van kennis

A

je kan het gebruiken voor iets, de kennis dient een bepaald doel (thermometer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

non-instrumentele waarde van kennis

A

dan is kennis waardig op zichzelf, maar niet op een ander doel (vriendschap)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

problem of the criterion

A

het probleem van hoe je kennis moet definiëren, 1 criteria voor kennis leidt tot kennis, 2 gevallen van kennis leidt tot criteria van kennis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

methodisme (Roderick Chrisholm)

A

aannemen van wat je als weer als criteria van kennis, niet bij het aannemen van onwaarheid van scepticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

particularisme (Roderick Chrisholm)

A

iemand kan alleen tot criteria van kennis komen als hij weet wat kennis is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

classical account of knowledge

A

kennis is een ware gerechtvaardigde overtuiging (jtb) (Plato)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

gettier case

A

er zijn voorbeelden doe een JTB zijn maar geen kennis, dit noemen we getier cases. Het heeft dan te maken met geluk of pech

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

trillemma van Agrippa

A

3 onaangename alternatieven om de vraag: Wat justifies je belief, kunnen beantwoorden: gee redenen, oneindig redenen en cirkelredenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

infinitisme

A

oneindige ketting van redeneringen kan een belief justificeren, en dus tot kennis kan leiden (minst populaire suggestie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

coherentisme

A

een grote cirkelredenering kan een belief justificeren en dus tot kennis leiden, netwerk toereikend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

fundamentisme

A

kennis is een soort huisje/fundament (meest populair)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

classical foundationalisme

A

kennis is zo gestructureerd dat kettingen van redeneringen eindigen met een self-justifying foundationeel belief dat geen verdere ondersteuning nodig heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

rationaliteit

A

handelen op basis van reden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

functionele rationaliteit

A

gericht op doelmatigheid, werkzaamheid, efficiency

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

epistemische rationaliteit

A

gericht op kennis, waarheid (kinderen ruzie over speelgoed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

deontisch epistemische rationaliteit

A

alleen binnen denkkaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

non-deontisch epistemische rationaliteit

A

denkkaders overstijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Aristoteles

A

grondlegger empirisme: alle kennis begint bij zintuigelijke waarneming, er bestaat geen aangeboren kennis (ervaringen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

inductie

A

bijzonder naar algemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
deductie
algemeen naar bijzonder
26
John Locke
empirist, tabula rasa, indirect realisme
27
George Berkeley
empirist, zijn is waargenomen worden
28
David Hume
empirist, inductie probleem
29
a posteriori
kennis doormiddel van waarneming
30
a priori
kennis doormiddel van theorie
31
criterium
1. gedachte hebben 2. reden hebben 3. gelijk hebben 4. geen foute veronderstelling hebben
32
epistemic virtues
motivatie
33
cognitieve faculties
middelen
34
rationalisten: komen tot kennis
gedachten en redeneringen
35
empiristen: komen tot kennis
door zintuigelijke waarneming
36
indirect realisme
Locke, tabula rasa, waarneming: waarneming die wij interpreteren
37
idealisme
Berkeley, zijn is waargenomen worden is de werkelijkheid
38
transcendentaal idealisme
Kant, geest ordert de waarnemingen in je hoofd
39
direct realisme
ons waarnemen is een spiegel van hoe de dingen zijn
40
rechtvaardiging bij indirecte kennis
reden voor de gedachte is de autoriteit, het gezag, de betrouwbaarheid van de bron of de getuige
41
epistemische rationaliteit bij indirecte kennis
toetsen of die goede redenen heeft: 1. kent waarheid 2. vertelt waarheid
42
goede redenen bij indirecte kennis (epistemische rationaliteit)
1. al zijn denken hierop controleren 2. een deel van zijn denken hierop controleren (reductionism) 3. alleen controleren bij contradicties (credulism)
43
abductie
1 plausibele reden (sushi)
44
Karl Popper
afscheid van inductie, falsificatie
45
Hans Reichenbach
pragmatische benadering van inductie: inductie niet logisch bewijzen maar zonder weinig juiste overtuigingen. Zonder garantie is het toch rationeel om inductie te gebruiken
46
5 criteria voor wetenschappelijke kennis
1. geleid door 'natural law' 2. verklaarbaar vanuit referentiekader van natuurwetten 3. testbaar in de empirische wereld 4. conclusies zijn voorlopig/niet perse laatste woord 5. het is falsificeerbaar.
47
psuedo-wetenschap
voldoet aan geen van de criteria
48
incommensurability
wetenschappelijke revolutie, kanteling visie, volledige shift
49
morele kennis
klassieke funderingsdenken: morele principes, toepassen normen en waarden, geen kennisonderbouwing nodig
50
coherentalist
door ervaring + analyses praktische vraagstukken
51
niet-klassieke fund denken
niet door redenering maar door presentie, direct realisme
52
objectieve waarheid
hoe goed je redenen ook zijn om iets te geloven, kan onjuist zijn of blijken
53
zwak objectivisme
anti-realimse, 'als we nu op de best mogelijke gronden waarheid baseren kan het uiteindelijk niet vals zijn
54
sterk objectivisme
realisme, de waarheid kan uiteindelijk anders liggen dan we ontdekken
55
utilitarisme
de juiste keuze is de keuze die het meeste geluk of welzijn oplevert voor het grootste aantal mensen
56
hedonistisch egoïsme
maximaal genot en minimale pijn ervaren
57
perfectionistisch egoïsme
zelfverbetering
58
preferentialistisch egoïsme
belang van waarde
59
constractualisme
morele regels zijn alleen geldig als ze gebaseerd zijn op een soort denkbeeldig contract waar redelijke mensen mee zouden instemmen
60
deontologie
Kant, plichtenethiek: men kan zichzelf dus aan een morele wet onderwerpen, regels; 1. algemene regel 2. mens geen middel
61
Locke morele rechten
leven, vrijheid, eigendom (arbeid) door tabula rasa
62
Robert Nozick morele rechten
uitsluitend recht op iets wanneer je anderen niet schaadt in hun rechten
63
pedagogische paradox
spanningsveld tussen opvoeden tot zelfstandigheid en autonomie en ontwikkelen van vermogen moreel denken (pestend kind)
64
probleem van andere geesten
kunnen we zeker zijn dat andere een bewustzijn hebben?
65
radicaal scepticisme
we weten niks, we weten nooit of het waar is, wat we denken dat waar is
66
fallibalisme
we kunnen ons altijd vergissen
67
probabilisme
niets is zeker, iets is hooguit waarschijnlijk
68
scepticisme
ik weet nooit of het waar is wat ik denk dat waar is, ik kan niet kennen
69
Descartes
ik kan niet kennen, het enige waarvan ik kennis heb is mijn directe kennis
70
closure principle
als ik een propositie weet en ik weet dat deze een tweede propositie tot gevolg heeft dan weet ik ook de tweede propositie (auto oprit)
71
sceptische hypothese
brein in een kom waar je niet achter kan komen
72
Moore, sceptische hypothese
omdraaien, ik weet dat ik hier sta dus dat ik geen brein in een kom ben
73
contextualisme
sceptische hypothese doorgaans niet relevant (allerdaags)
74
metafysica
sceptische theorie valt buiten de orde van het empirisch kenbare
75