Untitled Deck Flashcards by BeL KıS

Q

Wat koop je op de markt?

A

Ik koop fruit en vis op de markt.

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wat koop je in de supermarkt?

A

Ik koop melk in de supermarkt

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wanneer doe jij boodschappen?

A

Ik doe elke dag boodschappen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Waar doe jij boodschappen?

A

Ik doe boodschappen bij de Vomar

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Eet je groenten? Welke groenten eet jij graag?

A

Ja, ik eet graag fruit en groente

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Eet je fruit? Welk fruit eet jij graag?

A

Ja, ik eet fruit en mijn favoriete fruit is watermeloen

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Naar welke supermarkt ga jij?

A

Ik ga naar de Vomar

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op welke dagen heb je les?

A

Ik heb les op dinsdag en donderdag

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op welke dagen ben je thuis?

A

Ik ben thuis elke dag

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op welke dagen werk je?

A

Ik werk niet

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op welke dagen sport je?

A

Ik sport in het weekend

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Op welke dagen doe jij boodschappen?

A

Ik doe boodschappen op zondag

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Welke winkels zijn duur?

A

Guess is duur

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Welke winkels zijn goedkoop?

A

De primark, zeeman is goed koop

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Welke supermarkten zijn dichtbij?

A

De Vomar is dichtbij

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe laat heb je les?

Study These Flashcards

A

Ik heb ‘s avonds om kwart over 6 les

Q

Hoe laat ben je ‘s avonds thuis?

Study These Flashcards

A

Ik ben om half zeven thuis

Q

Hoe laat doe je boodschappen?

Study These Flashcards

A

Ik doe boodschappen om kwart voor 10

Q

Hoe laat sport je?

Study These Flashcards

A

Ik sport elke zaterdag om 1 uur ‘s middags

Q

Hoe laat werk jij?

Study These Flashcards

A

Ik werk van 8 uur ‘s ochtends tot 6 uur ‘s avonds