Verdiepingsvragen GEZ Psych samenvatting Flashcards

(39 cards)

1
Q

Macrofagen in het niet-specifiek afweersysteem (2e afweerlinie)

A

Bevestigen zich aan weefsels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Neutrofielen in het niet specifiek afweersysteem

A

stromen door het bloed heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

General-adaption syndrome (GAS) Selye

A

Alarm reactie - weerstand (aanpassen aan de stressor - Uitputting (chronische stress)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat voor soort hypothese: Sociale support is voordelig voor de gezondheid, ongeacht hoeveel stress iemand ervaart - de voordelen zijn gelijkwaardig onder lage en hoge stress situaties

A

Direct-effects hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Mensen die zich bevinden in situaties die ze niet kunnen controleren en die tot herhaald mislukken leiden. Is een belangrijke karakteristiek van depressie,

A

Learned helplessness

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mensen die zich in een uitzichtloze situatie bevinden maken attributies over 3 dimensies:

A

Intern - extern (het is mij overkomen)
Stabiel - onstabiel (langdurig of kort)
Globaal - specifiek (Ik ben nou eenmaal chaotisch)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hardiness

A

Controle - betrokkenheid - uitdaging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke route tussen stress en ziekte: Door lichamelijke veranderingen roept het stress op

A

Directe route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke route: Door bepaald gedrag kan stress worden opgeroepen

A

Indirecte route

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe snel mensen een fysieke of psychologische aandoening krijgen is afhankelijk van het samenspel van hun predispositie en de hoeveelheid stress die ze ervaren

A

Diathesis-stress model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schadelijke chemische of fysische middelen bvb x-ray, tabak, asbest die lichaamcellen kunnen beschadigen.

A

Carcinogenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypertensie

A

Aanhoudend hoge bloeddruk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er zijn 4 problemen in patronen van mensen bij het gebruik van verschillende coping methodes

A

Consistent - meerdere methodes - korte termijn andere methodes dan langere termijn - genetische invloed op copingstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Coping

A

Waargenomen discrepantie tussen de eisen en de eigenmogelijkheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

5 manieren om stress te verminderen

A

Sociale support - managen van interpersoonlijke problemen - verbeteren van pers. controle - time management - lichaamsbeweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Proces van klassieke conditionering die aangeleerd gedrag omkeert.

17
Q

Gebasseerd op operante conditionering

18
Q

Produceren lymfokines die andere T-cellen stimuleren om te groeien. Zorgen voor vertraging van immuunreacties vooral die voor huidirritaties zorgen

A

Uitgestelde overgevoeligheid T-cellen

19
Q

Stimuleren lymfocyten om antigenen aan te vallen

A

Helper t-cellen

20
Q

Vertragen en stoppen immuunprocessen als infectie vermindert

A

Supressor T-cellen

21
Q

Organen van het immuunsysteem

A

beenmerg, thymus, lymfeknopen en milt

22
Q

systolische bovendruk

A

is de maximun druk wanneer het hart bloed in de slagaders pompt.

23
Q

Bloedplaatjes

A

worden geproduceerd in beenmerg, voorkomen bloedverlies bij wondjes.

24
Q

… Bestaat 55% van het bloed uit. bestaat voor ongeveer 90% uit water

25
Bestaat uit een set van klieren die vaak samenwerken met het automatisch zenuwstelsel. Speelt een belangrijke rol in de HPA-As
Endocriensysteem
26
Zorgt voor regulatie van bloedsuiker of glucose door de productie van hormonen glucagon of glucose
Pancreas
27
Bevat middenbrein, pons, reticulair (netwerk van neuronen) en medulla
Hersenstam
28
Ligt aan achterkant van brein. Is belangrijk bij coördineren van bewegingen en aanhouden van lichaamsgewicht
Cerebellum
29
Operante conditionering
Straf
30
Klassieke conditionering
herhaalde stimulus lokt respons uit
31
We zijn allemaal terminaal
Ziekte-gezondheid continuüm
32
Axon
Verzend informatie (die balon dingen ertussen)
33
Dendrieten
Ontvangt informatie
34
Cellichaam
Bevat nucleus en celstructuren
35
Gliacellen
Groeien na geboorte veel. Zijn hulpcellen: regelen en behouden neuronen
36
Centraal zenuwstelsel
Brein en ruggenmerg
37
Telencephalon
Cerebum en limbisch systeem
38
Diencephalon
Thalamus en hypothalamus
39
Hypothese: Dat sociale support de gezondheid beïnvloedt door de persoon te beschermen tegen negatieve effecten van hoge dosis stress
bufferhypothese