Verkeerssituaties Flashcards

1
Q

Regel 1 gaat vóór alle andere regels.

Regel 1: Voorrangsvoertuigen
De volgende voertuigen hebben altijd voorrang ongeacht borden en stoplichten die anders aan geven.

A
  • Motorrijtuigen ten dienste van de politie met de sirene aan.
  • Brandweervoertuigen met de sirene aan.
  • Ziekenauto’s met de sirene aan.

Verkeer mag een begrafenisstoet, een processie of een militaire colonne niet doorsnijden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Regel 2: Voorrangsweg

A

Het verkeer op een voorrangsweg heeft voorrang op het verkeer van andere wegen.
De voorrangsweg wordt aangegeven door een voorrangsbord.
Verkeer dat een voorrangsweg nadert, moet voorrang verlenen aan het verkeer dat zich op de voorrangsweg bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Regel 3: Verharde en onverharde weg

A

Verkeer dat zich op een verharde weg (asfalt of beton) bevindt, heeft voorrang op het verkeer dat zich op een onverharde weg (zand, gruis of diabaas) bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regel 4: De T-kruising

A

Bij een T-kruising heeft het verkeer op de doorlopende weg voorrang boven het verkeer op de eindigende weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Regel 5: Gelijkwaardige kruisingen

A

Op een gelijkwaardig kruising heeft het verkeer van rechts voorrang.

Hier is wel een uitzondering op. Snelverkeer heeft namelijk voorrang op langzaam verkeer. Een fietser van rechts heeft dus geen voorrang op een gelijkwaardige kruising.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verkeer dat dezelfde richting op dezelfde weg blijft volgen, heeft voorrang.

A

Recht doorgaand verkeer gaat voor. Zo ook fietsers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voetgangers zijn ook verkeer en hebben dus ook voorrang

A

als zij rechtdoor lopen op een afslaande auto.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voorang Bochten

A

Een auto die een korte bocht maakt, heeft voorrang op een auto die een lange bocht maakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer gaan de voertuigen op de zandweg als laatste of voorlaatste?

A

Wanneer een tegenligger op de asfaltweg die voor het verkeer die op de zandweg bevindt afslaat, gaat het verkeer op zandweg als eerst.

Begin bij een kruispunt met een zandweg altijd met het motorvoertuig dat de zandweg op zijn rechterhand bevindt en ga dan verder in de richting van de klok.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly