Verloren Flashcards
(54 cards)
1
Q
quis?
A
quis?,quid?: wie? wat?
2
Q
quo
A
(bijw.): waarheen
3
Q
rapere
A
io,rapui,raptum: roven,wegnemen
4
Q
bis
A
(bijw.): tweemaal, voor de 2de keer
5
Q
coniunx
A
coniugis(ml/vr): echtgenoot, echtgenote
6
Q
numen
A
numinis(onz.): goddelijke macht, god
7
Q
quidem
A
(bijw.):zeker, weliswaar,althans,echter
8
Q
frigidus
A
a,um: koud
9
Q
totus
A
a,um: geheel, alle, volledig
10
Q
mensis
A
is: maand
11
Q
unda
A
ae: golf
12
Q
antrum
A
i: grot
13
Q
qualis
A
zoals
14
Q
umbra
A
ae: schaduw
15
Q
queri
A
or, questus sum: klagen
16
Q
fetus
A
us: vrucht / kind
17
Q
carmen
A
inis: gedicht, lied
18
Q
amittere
A
amitto, misi, missum: wegsturen, verliezen
19
Q
durus
A
a,um: wreed, hard
20
Q
detrahere
A
o, traxi, tractum: naar beneden trekken, wegtrekken
21
Q
sedere
A
eo,sedi, sessum: zitten
22
Q
latus
A
a,um: breed, uitgestrekt
23
Q
implere
A
eo, plevi, pletum: vullen met
24
Q
se ferre
A
o: zich begeven
25
ramus
i: tak
26
fletus
us: geween, gehuil
27
manes
ium: schimmen
28
Stygius
a,um: van de Styx
29
nare
o:zwemmen, varen, zeilen
30
cumba
ae: bootje
31
septem
zeven
32
perhibere
eo,hibui,hibitum: zeggen, vertellen
33
ex ordine
onafgebroken
34
rupes
is: steile rots
35
aerius
a,um: hoog
36
desertus
a,um: verlaten
37
Strymon
onis: de Strymon
38
flere
eo, flevi, fletum: wenen
39
gelidus
a,um: ijskoud
40
evolvere
o,volvi, volutum: verhalen, bezingen
41
mulcere
eo,mulsi,mulsum: strepen, kalmeren
42
tigris
is: tijger
43
quercus
us: eik
44
populeus
a,um: van een populier -> boom
45
maerere
eo,- :treuren
46
philomela
ae: nachtegaal
47
observare
o: in de gaten houden
48
nidus
i: nest
49
implumis
is, e: nog zonder pluimen
50
miserabilis
is,e: ellendig, droevig
51
arator
oris: boer
52
integrare
o: herstellen, hernieuwen
53
maestus
a,um: droevig
54
questus
us: (jammer) klacht
