Viscerale coördinatiesystemen Flashcards

(31 cards)

1
Q

peristaltiek

A

de knijpende beweging van een buisvormig orgaan die ervoor zorgt dat de inhoud ervan vooruit komt
- proximaal: contractiegolf van circulaire spieren
- distaal: relaxatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

hoe beweegt voedselbrok

A

circulaire spierlagen duwen de voedselbrij voort door aan- en uitspannen > lengtespieren maken oesophagus korter
- mechanoreceptoren zorgen ervoor dat de lengtespieren samentrekken en de kringspieren achter de brij ook (door plexus entericus)
- sphincter aan einde via n. vagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

contractie glad spierweefsel in oesophagus

A

n. vagus geeft acetylcholine af en ontspant de onderste sphincter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

achalasie

A

onderste sphincter ontspant niet goed > normale golf voor inhibitie is verstoord > slikklachten (dysfagie)
- op röntgen zie je een verdikking van de oesophagus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waardoor prikkels van de maag

A
  • 9e en 10e hersenzenuw via tractus solitarius naar hypothalamus
  • via bloed door bijv. vetcellen met hormonen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

belangrijke centra voor eetlust

A
  • Verzadigingcentrum: aan mediale kant van hypothalamus > bij laesie geen verzadiging meer
  • hongercentrum: aan laterale zijde van hypothalamus > laesie: geen honger
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

soorten neuronen in nucleus archuales

A
  1. anorexigene neuronen: verlies van hongergevoel bij activatie. Produceren POMC dat alfa MSH produceert > bindt aan melinecortine receptoren > remt verzadigings en hongercentrum
  2. orexigene neuronen: stimuleren juist, geremd door insuline, ghreline en leptine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Inname van glucose leidt tot

A

insulinespiegel stijging > stimuleert anorexigene en remt orexigene > negatieve feedback voor verzadigingscentrum > verzadigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

ghreline

A

na een tijdje niet eten > verhoogde productie zorgt voor hongergevoel door anorexigene te remmen en orexigene te stimuleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

veel vet

A

door veel eten> leptine > eetlust neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

slikken

A

bewust (willekeurig) slikken, maar je kunt het zodra het bezig is niet stoppen (onwillekeurig) Het vrijwillige proces wordt overgenomen door onvrijwillig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat gebeurt er bij slikken

A
  1. Voedsel rolt naar achter en komt in contact met pharynx = faryngeale fase; gaat reflexmatig
  2. Tong verder naar achter, reflexmatig sluit de epiglottis
  3. de UES sluit reflexmatig en zorgt dat voedsel weggewerkt wordt in slokdarm = oesophageale fase
  4. Voedsel naar maag door peristaltiek geinitieerd door n. Vagus en gaat dan door naar LES
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functies van de maag

A
  • opslag
  • vertering: mengen, kneden, secretie hormonen en protonen, productie chymus
  • bescherming: mechanisch, chemisch en bacterieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat voorkomt reflux

A

LES

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

soorten cellen mucosa

A
  • parietaal: zitten in fundus en corpus en produceren HCL en IF
  • muceuze: zitten in cardia
  • hoofdcellen produceren pepsinogeen
  • gastrinecel in antrum
  • enterochromaffiene cel: produceert histamine
  • D-cel: somatostatine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hoe wordt de bolus geleid

A

Oiv korte reflexbogen
- rekreceptor geeft signaal via interneuronen richting de kringspieren waarbij achter de bolus contractie plaatsvindt en voor relaxatie
- signaal gaat naar lengtespieren voor contractie

17
Q

overgeven = emesis

A

relaxatie achter bolus en contractie voor bolus

18
Q

aantal fasen tijdens eten

A
  • cephale fase: zien is genoeg voor activatie maag
  • gastrische fase: voedsel ruiken of zien stimuleert de maag tot de productie van maagsappen
  • intestinale fase: regelsysteem in het duodenum bestaande uit hormonen en zenuwstelsel oefent invloed uit op de activiteit van de maag
    –> te zuur: HCL afgifte geremd
19
Q

cardiale deel

A

pacemakercellen; bepalen ritme van contractie van de hele maag

20
Q

voedselopslag

A

fundus en corpus

21
Q

fundus

A

rekt uit bij teveel eten > druk op buik > gevoel van verzadiging >receptieve relaxatie; hier worden ook spijsverteringssappen toegevoegd

22
Q

antrum

A

deel van de maag wat de contractie en kneden van de voedselbrij doet

23
Q

retropulsie

A

voedsel terugduwen richting de corpus

24
Q

pylorus

A

sterke kringspier vormt de uitgang van de maag

25
diabetes of n. vagus problemen
receptieve relaxatie verstoord > mensen kunnen alleen kleine porties eten > druk in de maag neemt erg toe
26
dunne darm motoriek
- segmentale insnoeringen - pendelbewegingen - rimpelingen van het slijmvlies - darmvlok bewegingen - peristaltische golven Belangrijk voor verdere vertering en opname van stoffen
27
migrating myoelectric complex (MMC)
komt op gang als je niet eetn > maag-darmkanaal in een keer schoon gespoeld - sterke contracties tm dikke darm - pylorus staat open
28
defecatie
deels autonoom en deels animaal
29
interne sphincter
niet oiv wil
30
externe sphincter
onderdeel van animaal zenuwstelsel (dwarsgestreepte spieren)
31
ziekte van Hirschprung
dikke darm is altijd in contractie > voedsel kan niet langs vernauwing en hoopt dan op > moet operatief worden verholpen