Vlieginstructies Flashcards
pg 41 (27 cards)
instruere
intruo, instruxi, instructum: inrichten, opstellen, onderrichten, onderwijzen
natus
nati: zoon
currere
curro, cucurri, cursum: lopen
ait
hij zegt/zei
monere
moneo, monui, monitum: waarschuwen
unda
undae: golf
ignis
ignis: het vuur
uterque
utraque, utrumque: elk van beiden
volare
volo, volavi, volatum: vliegen
iubere
iubeo, iussi, iussum: bevelen
dux
ducis: leider
carpere
carpo, carpsi, carptum: plukken
carpere viam
de weg afleggen
tradere
trado, tradidi, traditum: overdragen, overleveren
ala
alae: vleugel
opus
operis: werk, inspanning
patrius
patria, patrium: vaderlijk
iterum
(bijwoord): opnieuw
ante
(bijwoord): eerder, voreger
comes
comitits: begeleider, metgezel
timere
timeo, timui,-: vrezen
velut
(bijwoord): zoals
tener
tenera, tenerum: teer, week, fijn, jong
proles
prolis(vr): nakomeling, kind, kroost