Voc Flashcards
(37 cards)
1
Q
De volwassene
A
L’adulte
2
Q
De gevechtsport
A
les arts martiaux
3
Q
De waaghals
A
Le casse-cou
4
Q
De stroom
A
le fleuve
5
Q
De rots
A
Le rocher
6
Q
De sprong
A
Le saut
7
Q
De steun
A
Le soutien
8
Q
De angst
A
l’angoisse
9
Q
de nieuwsgierigheid
A
la curiosité
10
Q
de hoogte
A
la hauteur
11
Q
de grens
A
la limite
12
Q
de mogelijkheid
A
la posibilité
13
Q
de gewaarwording
A
la sensation
14
Q
de waarde
A
la valeur
15
Q
school-
A
scolaire
16
Q
duidelijk tonen, duidelijk maken
A
affirmer
17
Q
opscheppen, overdrijven
A
bluffer
18
Q
breken,stukgaan
A
se casser
19
Q
omschrijven
A
définir
20
Q
overschrijden,overtreffen
A
dépasser
21
Q
ontsnappen aan
A
échapper à
22
Q
beheren
A
gérer
23
Q
beheersen
A
maîtriser
24
Q
verdienen
A
mériter
25
duiken
plonger
26
opzoeken
rechercher
27
voldoende zijn
suffire
28
aantrekken, aanlokken proberen
tenter
29
overwinnen
vaincre
30
geheel en al, volledig
pleinement
31
nu,tegenwoordig
à présent
32
binnen handbereik
à portée de main
33
de adem benemen
couper le souffle
34
in dit geval
dans se cas
35
met een idee voor de dag komen
launcer un idée
36
doorgaan voor
passer pour
37
in vraag stellen
remettre en question
